Demo zomer 2013

Page 1

Ledenmagazine Jonge Democraten - Zomer 2013

DUURZAAMHEID

In deze DEMO:

Drie interviews met duurzame ondernemers

Post uit Brussel – Jan Terlouw – Het vergeten pamflet – Kusje op de knie helpt echt

Duurzame economische groei – Reputatie te koop – Het conservatisme van duurzaamheid en meer…


Dobbelen voor

duurzaamheid

V

oor mijn verjaardag kreeg ik, Tim, een setje dobbelstenen met afbeeldingen erop. Bij het uitpakken vreesde ik even een setje erotische teerlingen dat hitsige tieners elkaar schenken in de hoop dat zij een likje of kusje mogen geven aan degene die ze heimelijk begeren. Gelukkig was het een pakketje ‘DiceForChange’, met drie dobbelstenen in de categorieën Eco, Kindness en Wellness. U begrijpt, de populariteit van het Nederlands is ook aan verandering onderhavig. Mijn vermoeden was dat ik het cadeau vooral had ontvangen vanwege de duurzaamheidsdobbelsteen. In mijn vriendenkring sta ik, mede vanwege mijn voorliefde voor een sappig stukje vlees, niet bekend als een duurzaamheidsfanaat. De DEMO-redactie nam de dobbelsteen ter hand om haar eigen duurzame gedrag te testen. Afgaande op de dobbelsteen was het nog niet zo slecht gesteld met ons duurzame gedrag. Een score van 5 uit 6. We scheiden netjes het afval, doen lichten uit in ruimtes waar we ons niet bevinden, fietsen naar werk/studie en nemen onze eigen boodschappentas mee naar de (eerlijk is eerlijk) niet-biologische supermarkt. Het enige waar we niet aan voldeden is het dagelijks loskoppelen van een apparaat dat op stand-by staat. Voor zover ik heb kunnen nagaan waren er twee opties. Onze modems vaker uitzetten of de telefoonoplader na het 2

NUMMER 2, ZOMER 2013

opladen uit het stopcontact uithalen. Dat eerste is wat onhandig met ons frequente internetgebruik en onwetende huisgenoten, het tweede is iets wat we proberen na te leven. Toegegeven, proberen is in deze situatie een zwaktebod. Een stekker uit het stopcontact trekken is immers gewoon een kwestie van doen. Doen is het sleutelwoord bij duurzaamheid. We kunnen de wereld niet schoner lullen, wel schoner maken. Normaal interviewt de DEMO-redactie experts op het gebied van het thema van editie. Vooraanstaande heren of dames die veel kennis over een onderwerp bezitten. De geïnterviewden zijn meestal wetenschapper, politicus, beleidsmaker, filosoof of journalist. Zonder één van de experts te kort te willen doen, waren dit vaak meer denkers dan doeners. Mensen die inzicht hebben in complexe materie, overzicht bewaren en waardevolle vergezichten kunnen schetsen. Voor een duurzame wereld zijn ook vergezichten nodig. We hebben echter ook te maken met eindigheid van fossiele brandstoffen, opwarming van de aarde en een snel groeiende wereldbevolking. Het creëren van een duurzamere wereld kan niet uitgesteld worden. Met die gedachte interviewde de DEMO-redactie dit keer niet één expert, maar drie duurzame

ondernemers. De heren van KRNWTR nemen het als kleine partij op tegen multinationale bronwaterproducenten. Studio JUX maakt duurzame en eerlijke kleding. Maurits Groen ontwierp met zijn zakenpartner een LEDlamp op zonne-energie die ook de armste mensen in de wereld de kans moet geven om ’s avonds bij kunstlicht te studeren. De interviews met de enthousiaste en energieke duurzame ondernemers vormden voor ons een mooi sluitstuk van het maken van vijf DEMO’s. Zoals het cliché het wil was het voor ons een leerzaam en leuk jaar waarin wij veel mooie interviews hebben mogen doen en leuke artikelen van JD’ers mochten lezen en bekritiseren. Vanaf deze plek willen wij onze scribenten bedanken voor hun bijdragen. Een speciaal woord van dank gaat uit naar: Niels, Emil, Daniel, Mike, Maarten, Iris, Joëlle, Jorine en Jorijn (3JS!). Zonder jullie was de DEMO niet verder gekomen dan een heel groot Wordbestand dat meer fouten bevat dan de huidige DEMO. Ten slotte zijn wij verheugd dat ook de duurzaamheid van de redactie is gewaarborgd. Met Mart Roumen en Tim Langstraat hebben wij meer dan waardige opvolgers gevonden. Wij wensen hen een redactiejaar toe dat minstens zo mooi wordt als dat van ons was.


INHOUD 4 De Visionair 6 Maurits Groen, KRNWTR & Studio JUX Drie interviews met duurzame ondernemers

10 Duurzame economische groei 12 Democratisering van innovatiekapitaal stimuleert MKB Door crowdfundingplatform Symbid

14 Brusselse post: Bas Eickhout

Laat omschakeling naar duurzame energie en industrie niet over aan de markt

15 Het vergeten pamflet 16 Kusje op de knie helpt echt 17 Meer diversiteit voor duurzaamheid 18 Reputatie te koop 20 Gastcolumn: Jan Terlouw

Heeft het woord duurzaam nog betekenis?

21 Advocaat van de Duivel Een staatsschuld is geen schande

22 De radicaal transparante route naar een milieubewust energiemodel 24 Duurzaamheid: Facta, non verba. 25 Een kruimeltje filosofie

Bas Haring en het conservatisme van duurzaamheid

26 Geestverruimende middelen 28 Lokale verkiezingen funest voor transitie in de landbouw 30 Op bezoek bij

Ben Ahmed Yerrou – JD Amsterdam

31 Voorzittershamer

30e jaargang - nummer 2 zomer 2013 DEMO is een uitgave van de Jonge Democraten, onafhankelijke politieke jongerenorganisatie sinds 1984. Oplage 5500 stuks

Kopij

Demo@jongedemocraten.nl Deadline DEMO 3: 28 oktober Thema: De community sterft! Nb: niet-themagerelateerde stukken ook welkom.

Hoofdredacteur: Tim Jansen

Adjunct-hoofdredacteur: Lonneke van der Holst

Hoofdvormgever: Emil Pepic

Vormgevers:

Niels Joormann en Joëlle van Lavieren

Eindredactie:

Jorine Boink, Maarten Broekhof, Daniel Boomsma, Lonneke van der Holst, Tim Jansen, Tim Langstraat en Mart Roumen

Landelijk bestuur JD

Postbus 660 2501 CR Den Haag 070 – 364 19 17 info@jongedemocraten.nl www.jongedemocraten.nl

Drukker

Veldhuis Media BV Kanaaldijk OZ 3 8102 HL Raalte Postbus 28100 AA Raalte 0572 – 34 97 00 info@veldhuis.nl www.veldhuis.nl

Aan deze DEMO werkten mee:

Jorine Boink, Daniel Boomsma, Ludwine Dekker, Maryanne Dijkstra, Bas Eickhout, Bram Has, Lonneke van der Holst, Moana van IJsseldijk, Tim Jansen, Wiebe Janssen, Niels Joormann, Pauline Kastermans, Stefan de Koning, Tim Langstraat, Joëlle van Lavieren, Arend Meijer, Marloes Noppen, Erkan Özsen, Sam Pauwels, Gerard Peltjes, Emil Pepic, Pieter Rogaar, Mart Roumen, Floris de Roy van Zuydewijn, Jan Terlouw, Bas Wallage, Gijsbert Werner en Ben Ahmed Yerrou. Wil je DEMO voortaan liever alleen digitaal ontvangen? Mail dan naar digidemo@jongedemocraten.nl. Adverteren in DEMO? Mail naar demo@jongedemocraten.nl.

3


4

Door Gijsbert Werner (De bioloog)

H

Door Marloes Noppen (De internationaal-deskundige)

at gebeurt er als fossiele brandstoffen uitgeput raken? Met deze vraag ging ik op mijn kop staan om de wereld vanuit een ander perspectief te bekijken. Het bloed steeg (of daalde in dit geval) naar mijn hoofd. Ik vroeg mij af: zullen er zonder fossiele brandstoffen meer heethoofden zijn? Misschien dat het SIRE-spotje: ”We hebben soms een iets te kort lontje in ons landje” weer terugkomt. Hoewel, misschien kunnen we zonder fossiele brandstoffen geen televisie meer kijken of gebeurt dat sowieso niet meer. Wellicht dat een glazen bol of handlezen mij verder brengt. Het speculeren over de toekomst doet

Door Floris de Roy van Zuydewijn (De econoom)

r zijn van die begrippen waar iedereen zijn eigen waarheid in vindt en waar je zonder uitleg niets mee kunt. Het zijn begrippen waarmee een gesjeesde marketeer pindakaas in de markt zet of een communicatiemanager het corporate image beïnvloedt. Het zijn de onderwerpen waar in de Tweede Kamer eindeloos over wordt gepalaverd. Het zijn begrippen, waar je niet tegen kunt zijn. Economie, MVO, coherentie, kennis. Wie op onze groene planeet is er tegen een sterke economie, een goede bedrijfsvoering, coherent overheidsbeleid of het opbouwen van kennis? Verduurzaaming is misschien wel het beste voorbeeld van zo’n begrip. Je ziet het werkelijk overal: duurzame haring, duurzaam beleid,

NUMMER 2, ZOMER 2013

oewel al herhaaldelijk voorspeld, schiet het maar niet op met het einde van fossiele brandstoffen. Met de ontdekking van schaliegas, teerzanden en offshore olievelden kunnen we weer decennia, waarschijnlijk zelfs eeuwen, vooruit. Toch zullen fossiele brandstoffen onvermijdelijk ooit schaars worden. Natuurlijk zijn er alternatieven maar niets heeft, net als olie en gas, én een hoge energiedichtheid én is makkelijk transporteerbaar én overvloedig en goedkoop aanwezig. Wanneer de fossiele brandstoffen opraken, zal energie dan ook onherroepelijk kostbaarder worden. Daarmee wordt onze relatie met energie weer veel vergelijkbaarder met die van dieren.

W

E

Voor alle levende organismen is energie één van de grootste beperkingen in het leven. Het energieverbruik van een organisme staat gelijk aan haar voedselconsumptie. Dat voedsel wordt omgezet in lichaamweefsels (biomassa) en gebruikt voor het verrichten van allerlei nuttige arbeid. Er moeten immers nesten gebouwd worden, territoria verdedigd en partners gevonden. Elke beweging, elke interactie, kost arbeid, dus energie, dus voedsel. Eigenlijk is een dier een soort van energiecentrale: er gaat voedsel (brandstof) in en er komt biomassa en allerlei gedrag uit. Het unieke aan de mens is dat een groot deel van onze arbeid niet meer door onszelf maar extern wordt verricht. In plaats van energie als

mij altijd denken aan de schilderijen van Villemard, die in het begin van de twintigste eeuw zijn toekomstvisies over het jaar 2000 in beeld bracht. Brandweermannen zouden vliegen en we zouden ons louter nog via de lucht vervoeren. Het Tetlock onderzoek (2005) liet zien dat experts er vaker naast zitten wat betreft toekomstscenario’s dan hun niet-ingewijde tegenhanger. Daar zit ik dan, wetend dat er onder mijn column “de internationaaldeskundige” komt te staan. Daarentegen kan ik het me niet voorstellen dat de mens geen manier vindt om het gebrek aan fossiele brandstoffen te overkomen. Het valt niet

duurzame relaties, duurzame energie, duurzaam bier. Begrijp me niet verkeerd, ik ben niet tegen duurzaamheid. Sterker nog, alles moet natuurlijk op den duur duurzaam. Maar wel concreet. Is duurzaam bier gemaakt zonder bestrijdingsmiddelen? Draait de brouwerij op zonnepanelen? Kunnen we het over 40 jaar nog steeds drinken? Met energie is dat net zo. We weten allemaal dondersgoed dat fossiele brandstoffen opraken en bij verbranding ons klimaat aantasten. Energie moet dus verduurzamen. Maar hoe doe je dat? Met CO2-certificaten? Isolatie? Verbieden van oliewinning? Zonnepanelen fiscaal aantrekkelijk maken? De urgentie en noodzaak om te verduurzamen wordt


Wat gebeurt er als de fossiele brandstoffen uitgeput raken? voedsel te consumeren en onszelf vervolgens te verplaatsen, te reinigen of warmte te produceren, stoppen we machines vol met een energiebron en laten een trein, wasmachine of verwarming het zware werk opknappen. Dit begon allemaal eeuwen geleden met vooral hout als externe energiebron, maar pas door overvloedige fossiele brandstoffen schoot ons energieconsumptie echt omhoog. Nu is energie in de natuur schaars, heel schaars. De meeste organismen zijn door de evolutie dan ook zorgvuldig vormgegeven om er zo efficiënt mogelijk mee om te springen. Planten investeren hun schaarse biomassa waar de hoogste opbrengst te verwachten is, zoals te zien is wanneer een plant in het

donker naar het licht toe groeit. Op hun tocht langs bloemen vol energierijke nectar, volgen bijen nauwkeurig een route die hun energieopbrengst maximaliseert. Roofdieren komen bij voorkeur alleen in beweging als een prooi in zicht is. Dat ook wijzelf gebouwd zijn om (traditioneel schaarse) voedselbronnen optimaal te benutten, blijkt uit de om zich heen grijpende obesitasepidemie. Uniek is dus niet alleen dat het merendeel van ons energieverbruik niet via ons voedsel en ons lichaam loopt, maar ook dat energie eigenlijk helemaal niet schaars voor ons is. Fossiele brandstoffen, de naam zegt het eigenlijk al, zijn niets anders dan de gefossileerde planten en dieren van miljoenen jaren geleden:

te ontkennen dat we behoorlijk afhankelijk zijn geworden, maar dat betekent niet dat het niet mogelijk is onafhankelijkheid te bereiken. Ik zou door kunnen gaan met scenario’s aanbieden tot ieder zijn of haar interesse verliest, maar dat lijkt mij weinig zinvol. Op een groter abstractieniveau blijf ik zelfs in de grootste doemscenario’s overtuigd van de vindingrijkheid van de mens. In India gebruiken ze hiervoor het woord Jugaad, wat vrij vertaald ‘geïmproviseerde oplossing’ betekent. Het gaat over meer doen met minder, een fenomeen dat opkomt en niet te plannen valt en daarom flexibiliteit vereist.

Jugaad stimuleert om kansen te zoeken in moeilijke tijden. In Mexico kennen ze dit concept ook. In beide landen ondervinden ondernemers en bedrijven veel tegenwerking door de situatie waar ze zich in bevinden. Enerzijds door de corruptie en bureaucratie, anderzijds door geweld. Zo valt in India regelmatig de elektriciteit uit. Bovendien de ontbreekt de benodigde infrastructuur op veel locaties. In een zoektocht om vervanging te vinden voor de koelkast werd in India de Mitticool ontworpen: een doos gemaakt van klei. Deze doos heeft geen elektriciteit nodig, is geheel afbreekbaar en kost ongeveer 25 Euro.

gevoeld, maar iedereen hangt zijn eigen definitie eraan. Hoe dwing je verduurzaming af als het begrip zo breed en zo vaag is? Is minder slecht ook goed? Of alleen een radicale verandering? Als econoom geloof ik niet in vrijblijvende standaarden en vage begrippen. Ik geloof dus niet in het corporate image van een oliebedrijf, in duurzame Euro95 loodvrij en in IFC performance standards. Wat betreft duurzame energie zet ik al mijn energie in voor een gezonde combinatie van wetgeving en marktwerking. Ten eerste wetgeving. Het zou volstrekt normaal moeten zijn dat Afrikaanse bananenplukkers boven de armoedegrens verdienen, dat brandpreventie in Bengalese fabrieken in

orde is en om geen giftige stoffen te dumpen in de Gobi-woestijn. Overheden moeten deze negatieve effecten inprijzen door middel van vergunningen, en door boetes op te leggen bij overtreding. Geen vrijbijvendheid maar ouderwetse wetgeving en straffen dus. Dit bij voorkeur op mondiaal niveau, de fossiele energiemarkt is immers zowel aan de vraagals aanbodzijde gemondialiseerd. Daarbij zijn de gevolgen – het opraken van fossiele bronnen en vervuiling – internationaal. Als blijkt dat mondiaal niet direct haalbaar is, dan moeten we beginnen op een kleinere schaal – regionaal of nationaal. Ten tweede de markt. Hoe schaarser energie wordt, hoe interessanter alternatieve energiebronnen worden. Faciliteer de

een soort van hele grote voorraad eten. Die goedkope en overvloedige voorraad voeren we aan onszelf, maar vooral aan onze machines. We leven in feite op een veel energierijker dieet dan de rest van de natuur. Het einde van de fossiele brandstoffen, zolang geen goede alternatieven worden gevonden (en daar lijkt het nog niet op), betekent dan ook simpelweg een terugkeer naar ons oude laag-energetische dieet: net als dat van alle andere dieren.

Gijsbert Werner promoveert in de biologie aan de VU.

Nu denk ik niet dat Mitticool de oplossing is voor de gebreken die ontstaan door het gebrek aan fossiele brandstoffen. Mijn punt is enkel het volgende: er zijn fantastische dingen uitgevonden met behulp van het principe van Jugaad. Mocht het nodig zijn, dan leren wij het concept wellicht ook kennen. De mens is niet hulpeloos zonder fossiele brandstoffen, maar de situatie zal aanpassing vereisen.

Marloes Noppen studeert management Stockholm School of Economics.

duurzame markt en zorg dat écht duurzame energiebronnen voor bedrijven en particulieren financieel interessant worden. Leg op elk Nederlands dak een zonnepaneel, gooi Nederland vol met oplaadpalen voor electrische auto’s en gebruik aardwarmte. Welke fossiele energie je ook noemt, of het nou mazout, olie of, de nieuwste rage, schaliegas is, op een moment raakt het op. Het is oud, het schaadt de omgeving, en hoewel het door schaarste financieel steeds interessanter wordt, duw je het probleem alleen maar vooruit. En dat is, in mijn eigen definitie van het begrip, niet duurzaam. Floris is beleidsmedewerker bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. NUMMER 2, ZOMER 2013

5


Duurzaamheid moet je doen! Daarom koos de redactie er deze editie voor om drie duurzame ondernemers te portretteren. We bezochten Maurits Groen, die met zijn WakaWaka het donkere continent verlicht, KRNWTR over kraanwater als duurzaam alternatief voor bronwater en Studio JUX, dat samenwerkt met fabrieken in Nepal om iets te doen tegen de barre arbeidsomstandigheden in de mode-industrie.

Maurits Groen

brengt met de WakaWaka-lamp op duurzame wijze licht naar ontwikkelings-gebieden.

Tom Niekamp en Tetsuro Miyazaki

binden met KRNWTR de strijd aan met bronwater-producenten.

Carlien Helmink en Jitske Lundgren

geven met Studio JUX de kledingindustrie een menselijk gezicht.

6

NUMMER 2, ZOMER 2013


“Als je bij ons koopt, betaal je te veel...

... maar je helpt mensen die voorheen zonder licht zaten.”

Door Tim Jansen en Lonneke van der Holst Als zesjarig jochie was Maurits Groen al geboeid door het magische verhaal dat van oude kranten nieuwe kranten gemaakt konden worden. Toen hij in 1972 ging studeren bracht de Club van Rome het rapport ‘Grenzen aan de Groei’ uit waarin diverse scenario’s worden geschetst omtrent de problematiek van de eindigheid van grondstoffen. Hoewel de rekencapaciteit van de computers destijds slechts een fractie was van de huidige generatie , volgen we momenteel, zo stelt Groen, vrij nauwkeurig één van die scenario’s. “Helaas is dat wel het meest negatieve scenario”, zegt Groen. Eén van de problemen die hij constateert is dat veel hedendaagse milieuproblematiek niet zichtbaar is. “Vroeger was vervuiling zichtbaar; een vieze sloot of smerige zwaveldampen uit een fabriekspijp. Nu de wereld een groot dorp is geworden heb je te maken met internationale milieuproblemen zoals klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en ontbossing,” aldus Groen. Volgens deze duurzame ondernemer worden de armste mensen het hardst getroffen door deze milieuproblemen. Zij hebben vaak niet de mogelijkheden om milieuschade te voorkomen of te herstellen. Zijn jongste bedrijf Off-Grid Solutions probeert hier tegenwicht aan te bieden door voor de allerarmsten twee duurzame producten te ontwikkelen: de WakaWaka Light en de WakaWaka Power (WakaWaka betekent schitterend licht in het Swahili). De WakaWaka Light is een handzame LED-lamp die opgeladen wordt via zonne-energie. De WakaWaka Power biedt mensen de mogelijkheid om bijvoorbeeld telefoons of laptops op te laden zonder tussenkomst van een stroomnetwerk. De eerste plannen voor de WakaWaka Light ontstonden in 2010 tijdens het Wereldkampioenschap voetbal in ZuidAfrika. De Zuid-Afrikaanse regering had aan de mondiale voetbalbond FIFA beloofd het eerste klimaatneutrale WK te organiseren. Er was een prijsvraag uitgeschreven voor ondernemers die met hun ideeën konden helpen dit doel te realiseren. Volgens de berekeningen zou er tijdens het Wereldkampioenschap 2,8 miljoen ton CO2 worden uitgestoten. Aangezien een ton CO2 destijds 15 euro kostte, zou de totale uitstoot 40 miljoen euro kosten.

Wij besloten de uitdaging aan te gaan en stelden voor om de meeste gebruikte lichtsoort in Zuid-Afrika, gloeilampen, te vervangen door LED-lampen. Ons voorstel won de prijsvraag (’Eeuwige roem, geen prijzengeld’) en we konden aan de slag met het project.” “We rekenden toen uit dat wanneer je een gloeilamp van 100 watt vervangt door een LED-lamp van 8 watt, je 2 ton CO2 bespaart, oftewel 30 euro. De productiekosten van een LED-lamp waren 10 euro. We zagen dus een businessmodel,” vertelt Groen. Gaandeweg kwamen de ondernemers erachter dat veel mensen niets hadden aan de LED-lamp, omdat zij niet aangesloten waren op het lichtnet. “Zelfs in het relatief ontwikkelde Zuid-Afrika is 25 procent van de mensen niet aangesloten op het lichtnet. Maar in Tanzania is dit percentage 90 procent, in Rwanda zelfs 97 procent. Wereldwijd hebben 1,5 miljard mensen geen toegang tot een stroomnetwerk”, legt hij uit. “Wij vroegen ons af hoe mensen ’s avonds dan aan licht komen. Mensen gebruiken gevaarlijke kerosinelampen in hutjes. De gevolgen zijn verschrikkelijk. Jaarlijks komen er 300.000 mensen om, vooral kinderen, door ongevallen met de kerosinelampen. Dagelijks raken nog eens 6 miljoen mensen voor hun leven ernstig verminkt. Daarom zochten we een alternatief. Solar-LED bleek het ei van Columbus te zijn,” verhaalt Groen. Na enkele maanden dubben besluiten Groen en zijn zakenpartner Camille van Gestel om hun spaargeld te investeren in een LED-lamp op zonne-energie. Groen erkent dat de ondernemers zichzelf geen gemakkelijke taak hebben gesteld. “We willen een goed product voor een zo laag mogelijke prijs aanbieden aan mensen die het zich eigenlijk niet kunnen permitteren –en dat vooral in ‘lastige’ landen.” Bovendien mocht de lamp ‘er niet goedkoop uitzien’. “Producten voor arme mensen zien er vaak slecht uit. Maar wij wilden iets creëren dat mensen in bijvoorbeeld Nederland ook zouden willen kopen. Het ironische is dat momenteel de helft van onze omzet uit de Verenigde Staten en Nederland komt,” zegt Groen. In westerse landen wordt de lamp ook tegen een hogere prijs verkocht dan in armere landen. “Maar daar doen we niet geheimzinnig over. We zeggen eerlijk: als je bij ons koopt, betaal je te

veel, maar je helpt mensen die voorheen zonder licht zaten. Als we de verkoop helemaal in eigen hand hebben, gaat er voor elke verkochte WakaWaka ook één naar een ontwikkelingsland. Wanneer er ‘derden’ (tussenhandel,) tussen zitten, kan dat helaas niet, maar ook dan gaat een zo groot mogelijk deel van de opbrengst naar het ‘subsidiëren’ van de prijs van WakaWaka’s in ontwikkelingslanden .” De invloed van goede lichtvoorziening op het leven van mensen in ontwikkelingslanden is natuurlijk veel groter dan voor mensen die de lamp meenemen naar de camping, of aan hun kinderen geven als lees- of nachtlampje bijvoorbeeld. “Onderzoek heeft uitgewezen dat vrouwen tot een kwart meer kunnen verdienen, omdat zij nu ook ’s avonds economische activiteiten zoals het naaien van kleding kunnen ontplooien. Schoolprestaties gaan met stappen vooruit omdat kinderen langer aan hun huiswerk kunnen zitten,” zegt Groen. De lamp heeft inmiddels zijn weg gevonden naar diverse landen, van Haïti tot Mali en van Kiribati tot Guinee-Bissau. Voor de distributie wordt vaak gebruik gemaakt van de lokale netwerken van NGO’s die voor de samenwerking aan een strenge selectieprocedure worden onderworpen. Ook de WakaWaka Power vindt zijn weg over de wereld. Een grote Amerikaanse hulporganisatie plaatste een grote order voor Syrië nadat ze de crowdfundingscampagne waarmee de WakaWaka Power werd gefinancierd hadden gezien. “Daar was de WakaWaka Power hard nodig. Maar er was nog geen geld voor de productie. De hulporganisatie wilde garant staan. Toen hebben we de testfase ingekort en de productie werd naar voren gehaald. Riskant, maar noodzakelijk,” zegt Groen. “Sluipschutters schoten mensen neer die op zoek waren naar plekken om hun mobiele telefoon op te laden. In een oorlog heb je informatie nodig. Waar is mijn vrouw? Waar zijn mijn kinderen? Waar is het veilig? Dan heb je een telefoon nodig. Omdat de situatie zo urgent is en ons product bij kan dragen aan de veiligheid, vonden we dat we het risico moesten nemen.”

NUMMER 2, ZOMER 2013

7


“Water heeft een slecht imago” “Een gevecht tussen David en Goliath.” Zo omschrijven Tetsuro Miyazaki (35) en Tom Niekamp (39) de strijd die zij met hun bedrijf WeTapWater aanbinden tegen bronwaterproducenten. De ondernemers zijn van mening dat kraanwater niet de status heeft die het eigenlijk verdient. De Nederlandse wegwerpcultuur was de oudstudievrienden al jaren een doorn in het oog. Na het zien van een documentaire waarin de milieugevolgen van plastic waterflessen onder de loep worden genomen, besloten zij in 2010 WeTapWater op te richten. Aanvankelijk hadden de Amsterdammers het doel om consumenten te informeren over ecologische, sociale en politieke gevolgen van verpakt drinkwater. Toen de activiteiten steeds meer tijd in beslag namen besloten zij kraanwater als merk te lanceren, mede om hun tijdsinvesteringen terug te verdienen middels commerciële activiteiten. Met KRNWTR brengen zij modieuze roestvrijstalen drinkflessen, glazen karaffen, beugelflessen en drinkglazen aan de man. Voor wie het bedrijf nog actiever wil promoten zijn er T-shirts beschikbaar. Horecazaken en bedrijven kunnen voordelige pakketten aanschaffen. Al deze inspanningen hebben ertoe geleid dat KRNWTR in 2012 tijdens het Nationaal Sustainability Congres werd verkozen tot tweede meest duurzame merk van 2012, achter biologische supermarktketen Ekoplaza.

geslaagd om consumenten te overtuigen dat hun product gezonder en puurder is dan kraanwater. “Dat is onzin. Vrijwel in heel Europa is het kraanwater prima te drinken,” stelt Miyazaki. “In Zuid-Europese landen verwarren Nederlanders vaak smaak met veiligheid, omdat zij chloor proeven. Maar als je een fles vult en even zonder dop laat staan dan trekt het chloor uit het water en is de smaak die we niet gewend zijn eraf.” Alle producten van KRNWTR dragen duidelijk het logo van het bedrijf. “Het is een sociaal merk. We willen dat mensen, die in onze ogen de juiste keuze maken, bewust aan elkaar laten zien dat zij voor kraanwater kiezen,” legt Miyazaki uit. Hij wijst erop dat wanneer consumenten flesjes van bekende bronwaterproducenten zoals Spa en Evian hervullen met kraanwater zij onbewust reclame blijven maken voor de multinationals die milieuschade aanrichten. Aanvankelijk begon het duo een Facebookpagina, waarop 10.000 ‘fans’ werden gezocht om kraanwater op de horecakaart te krijgen (inmiddels bijna 20.000 leden), Later groeide dit uit tot een volwaardig bedrijf dat diverse producten verkocht. Desalniettemin wordt de Facebookpagina nog uitgebreid gebruikt voor de promotie van nieuwe producten, verwijzingen naar wetenschappelijke onderzoeken naar kraan- of bronwater,

“Kraanwater moet op 42 punten aan wettelijke eisen voldoen, tegenover 17 voor bronwater.” “We merkten dat er een imagoprobleem was voor water. Het wordt vaak niet gezien als een volwaardig product,” zegt Miyazaki. De ondernemers wijzen erop dat kraanwater in Nederland wettelijk gezien aan meer eisen moet voldoen dan bronwater. “Kraanwater moet op 42 punten aan wettelijke eisen voldoen, tegenover 17 voor bronwater,” aldus Niekamp. Bovendien is kraanwater volgens de website van het bedrijf tot duizendmaal goedkoper en komt er bij de productie 300 keer minder CO2 vrij dan bij flessenwater. Niekamp meent dat bronwaterproducenten er dankzij enorme campagnes en lobbybudgetten in zijn 8

NUMMER 2, ZOMER 2013

recepten en recensies van restaurants met betrekking tot het al dan niet serveren van kraanwater. Die recensies komen van de KRNWTR-app. Deze app, die via crowdsourcing werd gefinancierd en op Wereldwaterdag werd gelanceerd, geeft consumenten de gelegenheid om restaurants te beoordelen op de beschikbaarheid van kraanwater. Gebruikers geven een groen glas wanneer de horecagelegenheid kraanwater gratis of tegen een redelijk prijs biedt. Een oranje glas staat voor wel gekregen, maar het verkrijgen kostte veel moeite of was prijzig. Bij een rood glas werd er geen kraanwater verstrekt.

Toch zagen de ondernemers vorig jaar geen brood in het plan van GroenLinks om de horeca te verplichten gratis kraanwater aan te bieden. “Ik vind niet dat je als politieke partij moet opleggen dat een ondernemer per se gratis moet schenken,” aldus Miyazaki. Bovendien zijn consumenten bereid om iets te betalen voor kraanwater. “Onderzoek heeft uitgewezen dat consumenten 0,50 euro per glas en 2,00 euro per karaf redelijke prijzen vinden,” vertelt Niekamp. KRNWTR heeft niet alleen horecabedrijven op de korrel, maar hoopt ook overheden te laten nadenken over hun watergebruik. “Milieubewuste (lokale) overheden kunnen soms veel geld besparen door geen bronwater meer te schenken en over te stappen op kraanwater. Door gebruik te maken van KRNWTR-producten laat je duidelijk zien dat je bewust voor het milieu kiest en stimuleer je dat men gaat nadenken over simpele en voor de hand liggende duurzame alternatieven,” stelt Miyazaki. KRNWTR mag onder meer de provincie Overijssel en het Belgische Gent tot de klantenkring rekenen. Momenteel kan het duo nog niet leven van de opbrengsten van WeTapWater en KRNWTR. Het bedrijf heeft circa 25.000 flessen, karaffen en beugelflessen verkocht, maar alle inkomsten worden vooralsnog geherinvesteerd in het bedrijf. In 2013 hopen de ondernemers een bescheiden inkomen uit hun zaak te halen. In vergelijking met Spadel, in Nederland marktleider op het gebied van bronwater, is WeTapWater met recht een kleinduimpje. Spadel rapporteerde over 2011 een omzet van 219,7 miljoen euro en een nettowinst van 8,7 miljoen. De kleine schaal belemmert de ondernemers om de productieketen van hun drinkflessen volledig na te gaan. Een bezoek aan de Chinese producent van de rvs-flessen is te kostbaar. Ook is het nog niet exact duidelijk hoe milieubelastend de drinkflessen van KRNWTR zijn in vergelijking met plastic flessen. “Dat is nog wel iets wat we willen onderzoeken,” zegt Niekamp.


“In Nederland worden ontwikkelingswerk en ondernemen te veel als tegenpolen gezien.” Modeontwerpster Jitske Lundgren bezocht ooit een kledingfabriek in India. De man die de kleding verfde, stond tot zijn kin in een grote bak met paarse verf. De verf was in zijn huid getrokken, waardoor hij letterlijk paars door het leven moest. Deze confrontatie zette haar aan om Studio JUX op te richten. Een paar jaar later sloot Carlien Helmink als partner bij Jitske aan. In de binnentuin van een bedrijvenpand (waar overigens alleen duurzame bedrijven mogen huren!) had de DEMO-redactie een gesprek met Carlien. Het grootste probleem in Nederland is volgens haar dat duurzaamheid en ondernemen als tegenpolen worden gezien. Studio JUX laat zien dat beide juist goed samen kunnen gaan. Studio JUX is een kledingmerk dat in samenwerking met fabrieken in Nepal duurzame kleding produceert. Bovendien werken ze samen met kledingateliers in Nederland en Portugal. De kleding is op verschillende manieren duurzaam. In de eerste plaats moeten de arbeidsomstandigheden in het productieproces goed zijn. Verder zijn de stoffen die gebruikt worden milieuvriendelijk doordat ze bijvoorbeeld gerecycled of biologisch afbreekbaar zijn. In de beginjaren was JUX voornamelijk een kunstproject dat liet zien dat mode ook fair trade kan. Toen Carlien bij het project betrokken raakte, hebben ze het vercommercialiseerd. “Door zoveel mogelijk van onze kleding te verkopen, zou het opgebrachte geld terug kunnen naar Nepal. Dan ontstaat er een gezonde productiecirkel, waar het land veel meer aan heeft. Inmiddels hebben we zo’n 85 verkooppunten in 16 verschillende landen en ieder seizoen groeien we nog.” De Nepalese fabrieken waar Studio JUX mee samenwerkt, worden nauwkeurig geselecteerd. Het allerbelangrijkste is daarbij dat de arbeidsomstandigheden goed zijn. Carlien: “Vaak merk je dit vrij snel op, al tijdens het eerste e-mailcontact. Als zij zich voorstaan op zoveel mogelijk productie op zo kort mogelijke termijn, weten wij al dat het ‘mis’ is.” Wel is het voor JUX belangrijk om in een open gesprek te bespreken wat beide partijen willen. Uit een voorbeeld dat Carlien geeft, blijkt dat cultuurverschillen kunnen zorgen voor een verschillende kijk op wat ‘goed’ is: “Wij wilden zorgen dat iedereen op een stoel kon zitten tijdens het maken van kleding. Een jongen had

het vak nog van zijn opa geleerd, die de kleding zittend op de grond maakte. Deze jongen vond het helemaal niet fijn om op een stoel te zitten.” Uiteindelijk komt de kleding terecht bij diverse verkooppunten, variërend van veganistische boetieks tot de Wehkamp. Carlien: “Wij willen bereiken dat er verandering komt in de slechte omstandigheden in de mode-industrie. De beste manier om dit te bewerkstelligen, is een zo groot mogelijk publiek bereiken.

is om het merk groter te maken, zodat de problematiek onder de aandacht wordt gebracht. Recentelijk hebben we nieuwe salesagenten aangenomen in Denemarken, Noorwegen en Australië. Verder willen we in Nepal nog veel meer mensen aan het werk krijgen. Met de winsten van de fabrieken willen we sociale projecten ondersteunen. Op dit moment zijn we betrokken bij een kindertehuis. In Nepal zijn echter al veel kindertehuizen, terwijl de ouderen worden overgeslagen. Daarom is

“Met het nummer in je kleding kun je de maker van jouw kledingstuk terugvinden.” Voor ons maakt het niet uit of mensen ons product kopen omdat zij veganistisch zijn of omdat ze achter ons verhaal staan. Wij stellen dan ook niet de eis dat de winkels waaraan wij leveren alleen maar duurzame kleding verkopen. Ik hang juist heel graag naast niet-duurzame merken, om te laten zien dat wij het duurzame alternatief zijn.” Wat voor Studio JUX ook belangrijk is, is dat de maker van de kleding een gezicht krijgt. In de normale confectie worden traceernummers in kleding gebruikt zodat de makers in de gaten gehouden kunnen worden. Zo wordt er bijgehouden hoe snel ze werken en als ze fouten maken kunnen ze daarvoor op het matje geroepen worden. Carlien legt uit dat Studio JUX deze nummers juist op een positieve manier wil gebruiken: “Wat die mensen kunnen, is echt heel knap. Zij verdienen daar respect voor. De kleding die wij in de Kalverstraat zien hangen, ziet eruit alsof deze gemaakt wordt door machines. Hierdoor wordt de mens achter het productieproces onzichtbaar. Op onze website vertellen de makers van de kleding hun persoonlijke verhaal. Met het nummer in je kleding, kun je de maker van jouw kledingstuk terugvinden.” Op deze manier brengt Studio JUX het belang van een eerlijk productieproces dichter bij de belevingswereld van de consument. Echte ondernemers denken continu na over nieuwe doelstellingen. Zo ook de ambitieuze dames van JUX. Carlien: “Ons primaire doel

één van onze doelen om op korte termijn een bejaardencentrum neer te zetten. Verder willen we nog veel meer voor de directe omgeving van onze fabrieken betekenen. Er is een tekort aan water voor huishoudelijk gebruik, terwijl er zo veel regen valt! We zijn nu aan het kijken of we het regenwater kunnen opvangen zodat de buurt daar gebruik van kan maken.” Of ze haar hele leven bij Studio JUX betrokken wil blijven? “Ik zou in ieder geval de verantwoordelijkheid die we nu over de medewerkers van de fabrieken hebben nooit zomaar laten vallen. Maar als ik ooit misbaar ben bij Studio JUX, wil ik de politiek in.” Het verhaal waar Carlien dan de bühne mee op wil? “Dat ondernemen en ontwikkelingswerk niet meer als tegenstelling worden gezien. Er moeten veel meer mogelijkheden gecreëerd worden waarin die twee samengaan. Dit gebeurt in andere landen al veel meer dan in Nederland. Ja… Dat zou mijn grote strijdpunt worden.”

Ga naar www.studiojux.com voor de persoonlijke verhalen van de kledingmakers, de kledingcollectie, de webshop van Studio JUX en meer.

NUMMER 2, ZOMER 2013

9


Duurzame economische

groei

De economie in Nederland zit in een neerwaartse spiraal. Om het tij voor de lange termijn te keren moeten we onze visie op economische groei herzien. Economische groei is positief en zorgt voor een betere kwaliteit van leven. Dat wordt momenteel ook in veel opkomende economieën ervaren. De OESO verwacht dat de bevolking toe gaat nemen naar 9 miljard mensen in 2050 en daarnaast wordt in die tijd een verviervoudiging van de wereldeconomie verwacht. Deze groei gaat tot nu toe echter gepaard met een toename van het gebruik van energie, water en andere grondstoffen en is bovendien verantwoordelijk voor klimaatverandering en verlies van biodiversiteit. Daarom is het noodzakelijk om naar nieuwe manieren van groei te gaan kijken. Duurzame economische groei is hierbij de oplossing. Duurzame economische groei is groei die op de lange termijn mogelijk is en daardoor eerlijker met de middelen en mogelijkheden van de aarde omgaat voor toekomstige (en huidige) generaties. Door Wiebe Janssen

D

e vraag doet zich dan voor waarom we niet direct overstappen op duurzame economische groei. Er zijn genoeg ideeën en mogelijkheden voor handen! Op dit moment komen de duurzame innovaties die dit mogelijk maken echter niet genoeg tot wasdom. Er zijn verschillende redenen waarom dit momenteel niet lukt. Ik zal er hieronder twee toelichten. De eerste belangrijke reden waarom het niet lukt om over te stappen naar duurzame economische groei, is het bestaande regime. Met ‘regime’ bedoel ik de manier waarop de economie is georganiseerd, oftewel: alles wat wij nu gebruiken, kopen, het onderwijs dat wij volgen, maar ook de regels die wij hebben in de huidige samenleving. Een synoniem is ook wel de institutionele omgeving. Ik zal de betekenis van ‘regime’ of ‘institutionele omgeving’ toelichten door de auto als voorbeeld te gebruiken. Met de huidige autotechnologie is het mogelijk om een auto in Nederland vol te tanken en dan in één keer naar ZuidFrankrijk te rijden. Bovendien hoef je niet snel bang te zijn dat je autopech krijgt. In het verleden was dit niet het geval. Naar ZuidFrankrijk moest je minstens vier keer tanken onderweg. Daarnaast moest een auto elke 10

NUMMER 2, ZOMER 2013

5000 kilometer een servicebeurt hebben. Kortom, de conventionele autotechnologie is vandaag de dag perfect. Het enige nadeel is dat er negatieve effecten zijn op het milieu dankzij het gebruik van de bestaande technologie. Daarbij komt dat we het belastingsysteem zodanig hebben ingericht dat de overheid vaste inkomsten heeft uit de verkoop en het gebruik van de auto’s, wat het extra moeilijk maakt om de stand van zaken te herzien. Dit is een voorbeeld van een bestaand regime. Om dit regime te doorbreken is veel doorzettingsvermogen nodig. Huidige autofabrikanten willen bijvoorbeeld hun marktaandeel niet verliezen en zullen daarom hun technologie continu proberen te verbeteren. Dit lijkt goed voor ons, alleen belemmert het wel de transitie naar echt duurzame oplossingen. Door dit (volkomen logische) proces duurt het jaren langer voordat duurzame alternatieven rendabel op de markt gebracht kunnen worden. Het is van belang om dit proces te erkennen, zodat we op een realistische manier naar huidige en veelbelovende innovaties kunnen kijken. Een andere reden waarom duurzame economische groei niet vanzelfsprekend is, is dat de innovaties die dit mogelijk moeten maken ’hoopvolle gedrochten’ zijn.

Innovaties werken in het begin vaak slecht, zijn te duur en lijden aan kinderziektes Hierdoor hebben innovaties vaak tijd nodig voordat ze zijn geperfectioneerd waardoor ze serieus kunnen concurreren met de bestaande technologie. Hier gaan vaak tientallen jaren overheen. Mobiele telefonie is het sprekend voorbeeld van decennia ontwikkeling. We kennen allemaal de enorme koelkasten van telefoons. Echter, er ging ruim dertig jaar ontwikkeling vooraf aan deze koelkasten. Deze ontwikkeling vond plaats in nichemarkten zoals de offshore industrie. De grote koelkasttelefoons waren de eerste mobiele telefoons die beschikbaar waren voor de consument. Ze zijn echter nog lang niet te vergelijken met de huidige mobiele telefonie. Ook deze ontwikkeling heeft tientallen jaren geduurd. Het is daarom niet realistisch om te verwachten dat de ’hoopvolle gedrochten’ direct kunnen concurreren op hetzelfde niveau met de huidige technologieën. Hoe kunnen we innovaties wel laten slagen om naar duurzame economische groei te gaan? Er bestaat helaas geen blauwdruk voor duurzame economische groei. De aanpak hangt onder meer af van het niveau van economische ontwikkeling, de druk op het milieu, het gevoerde beleid en de bestaande regimes. Wel zijn er


verschillende randvoorwaarden die duurzame innovaties meer kans geven zodat duurzame economische groei beter mogelijk wordt gemaakt. Ten eerste moeten de negatieve externe effecten (ook wel externaliteiten) van het gebruik op het milieu worden meegerekend in de productie. De maatschappelijke kosten van productie zijn momenteel hoger dan de private kosten. De maatschappij betaalt dus voor de consumptie van het individu. Deze externaliteiten zouden daarom geïnternaliseerd (meegerekend in de kosten) moeten worden. Dit kan door milieueffecten te beprijzen zoals heffingen en verhandelbare rechten, maar ook door voorwaarden te stellen met behulp van weten regelgeving. Op de korte termijn lijken deze maatregelen erg schadelijk. Huidige bedrijven zullen dan ook moord en brand schreeuwen. Het beprijzen van milieugebruik hoeft echter niet tot een lastenverzwaring voor burgers en bedrijven te leiden. De overheid kan de extra belastinginkomsten voor het beprijzen van het milieu terugsluizen naar de consument en het bedrijfsleven door lagere inkomsten- en vennootschapsbelastingen te heffen. Het belangrijkste gevolg van het internaliseren van negatieve effecten is dat iedereen gedwongen wordt om op een andere manier naar consumeren en produceren te kijken.

Ten tweede zullen perverse prikkels uit het systeem gehaald moeten worden. In Nederland betalen grootverbruikers van energie minder belasting dan kleinverbruikers. Op die manier worden grote verbruikers niet bestraft maar beloond om veel energie te gebruiken. Wanneer we dit zouden afschaffen, is het gevolg een negatief effect op de concurrentiepositie van het huidige regime. Om de stap te kunnen maken naar duurzame economische groei is het noodzakelijk om door deze zure appel heen te bijten. Door de perverse prikkels uit het systeem te halen, creëer je namelijk juist weer een nieuwe industrie en een poel van ondernemers die op een andere manier naar ondernemerschap kijken. In Nederland zijn er nog diverse andere perverse prikkels, zoals het belastingvoordeel op bestelauto’s ten opzichte van personenauto’s en de lagere tarieven van energiebelasting voor de glastuinbouw. Daarnaast zullen er ook op mondiaal niveau perverse prikkels uit het systeem gehaald moeten worden. Zoals de vrijstelling van accijnzen op kerosine voor vliegtuigen. Dit zorgt voor een oneerlijke concurrentie met andere vervoersmiddelen, waarbij wel gewoon accijnzen betaalt moeten worden. Een gevolg is bovendien dat vliegen erg goedkoop is. De verhouding private en maatschappelijke kosten zijn hier totaal scheefgegroeid.

Tot slot is het van belang dat we gaan inzien dat duurzame economische groei niet vanzelfsprekend is. De transitie gaat gepaard met veel tegenstribbeling van het huidige regime. Het emissiehandelssysteem voor koolstofdioxiderechten spreekt boekdelen. De intenties van dit systeem zijn goed, maar doordat er buitensporig veel gratis rechten op de markt aanwezig zijn om de concurrentiepositie van het huidige regime van bedrijven veilig te stellen, faalt het systeem als geheel. Om duurzame economische groei mogelijk te maken zal er daarom een breed draagvlak in Nederland en Europa gecreëerd moeten worden. Dit zal ons stap voor stap verder brengen. Laten we verstandig uit deze crisis komen en niet doorgaan met halfbakken maatregelen. Op naar een duurzame economie!

Wiebe Janssen is portefeuillehouder Economie, Financiën en Sociaal. Hij studeert Natuurwetenschap en Innovatiemanagement en Economie en Bedrijfseconomie aan de Universiteit Utrecht. NUMMER 2, ZOMER 2013

11


Democratisering van

innovatiekapitaal stimuleert MKB Begin dit jaar pleitten Jan-Willem de Bruin en Manuel Buitenhuis in het NRC voor de herverdeling van de beschikbare gelden binnen het topsectorenbeleid. In plaats van in te zetten op multinationals als Philips, verdient het Midden- en Kleinbedrijf (MKB) als spil van innoverend Nederland deze financiële prikkel. Symbid steunt deze benadering van het innovatiebeleid en identificeert nog een manier om de verdere ontwikkeling van het MKB te stimuleren. Behalve microkredieten en regelvrije zones, kan het innoverend MKB ook verder tot wasdom komen door middel van financiering vanuit de private sector, oftewel crowdfunding. Door Ludwine Dekker

C

rowdfunding is het (via internet) bij elkaar brengen van een doelkapitaal door een groep mensen, waarbij de groepsleden ieder een eigen financiële bijdrage leveren. Hoewel crowdfunding steeds meer aan populariteit heeft gewonnen in de afgelopen vijf jaar, vond een van de eerste crowdfundingcampagnes al plaats in 1997. De fans van de Britse band Marillion legden gezamenlijk het benodigde bedrag in om deze band van Amerika naar Engeland te laten overkomen. Hierna is crowdfunding vanaf circa 2004 weer in de belangstelling komen te staan door platformen als Sellaband (voor muziek) en Kickstarter. Na succesvolle campagnes als Pebblewatch is ook de media-aandacht rondom crowdfunding sterk toegenomen. Er zijn verschillende soorten crowdfunding. Kickstarter hanteert het ’reward-based model’: mensen leggen een bepaald bedrag in waarna zij een cadeau ontvangen, vaak het product waarvoor de financiering wordt opgehaald. Donatie-crowdfunding draait om goede doelen, zonder dat de geldgever in ruil voor zijn inleg iets terug krijgt. Een meer zakelijke variant is ’peer-to-peer-lending’, oftewel vreemd vermogen-crowdfunding. Hier lenen consumenten elkaar geld uit. Deze soorten platforms staan vrijwel altijd onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten en vaak moet de ondernemer tekenen met hoofdelijke aansprakelijkheid. Ten slotte is er de andere zakelijke vorm, ‘equitbased crowdfunding’, of eigen vermogencrowdfunding. Hierbij verkopen startende of groeiende bedrijven een deel van hun bedrijf aan particuliere investeerders in de vorm van aandelen. De groei van de crowdfunding is significant. In 2012 was de financieringsvraag van het Nederlandse MKB volgens de MKB Financieringsmonitor zo’n 12.6 miljard 12

NUMMER 2, ZOMER 2013

euro. In hetzelfde jaar verdubbelde het gecrowdfunde bedrag ten opzichte van 2011: 3 miljoen euro in de eerste helft van 2012 tegen 2.5 miljoen euro in heel 2011, volgens crowdfundingadviesbureau Douw & Koren. Bedrijven haalden in 2012 gemiddeld zo’n 38.000 euro op, terwijl het gemiddelde project in de overige sectoren (Creatief, Internationale Samenwerking, of Wijk, Natuur & Sport) zo’n 15.300 euro ophaalde. Over heel 2012 werd 14 miljoen euro gecrowdfund, een bedrag dat in 2014 in Nederland zal oplopen naar 100 miljoen euro, volgens Crowdfunding.nl. Geld zat dus “Geld zat, dus!”, meldde Korstiaan Zandvliet, CEO van crowdfunding platform Symbid in de Nieuwsuur-uitzending over MKB-financiering. Maar draagt crowdfunding nu bij aan een innoverend MKB? Crowdfunding wordt door velen (terecht of onterecht) gezien als de democratisering van kapitaal. Er wordt “gestemd met de portemonnee”. Investeert de overheid niet in het windmolenpark dat je wilt hebben? Dan doe je het lekker zelf. De zelfredzaamheid van de burger die de overheid zo promoot, komt steeds meer tot uiting in het financieren van initiatieven waar de geldschieters zelf baat bij hebben, financieel dan wel emotioneel. Privaat kapitaal wordt dus geïnvesteerd ten behoeve van lokale initiatieven, maar ook ten behoeve van initiatieven waarop de geldgever een bepaald rendement behaalt, zoals rente of een toename van de waarde van de aangekochte aandelen. Het rendement en de betrokkenheid van de investeerder bij de ondernemer en het bedrijf (met name bij eigen vermogen-crowdfunding) zijn kenmerkend voor deze manier van private kapitaalvoorziening. Het zijn echter niet alleen private financiers die het MKB aan start- en groeikapitaal helpen. Instellingen als subsidieadviseurs,

banken of ’incubators’ tonen ook interesse in crowdfunding. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de ABN-AMRO-pilot ’Seeds’. Ook financieel adviseurs die hun klanten wel willen maar niet kunnen helpen, bijvoorbeeld vanwege restricties naar aanleiding van Basel 3 (de Europese wet- en regelgeving omtrent de kapitaaleisen voor banken), verwijzen deze mensen steeds vaker door naar crowdfundingplatforms. Het via crowdfunding opgehaalde kapitaal kan tevens een reden zijn om een kredietaanvraag nogmaals onder de loep te nemen. Allereerst omdat de ondernemer heeft laten zien dat er genoeg mensen zijn die in het product geloven, maar ook dat hijzelf de juiste capaciteiten heeft om hetgeen dat nodig is voor elkaar te krijgen. In het geval van eigen vermogen-crowdfunding kan de balans van de ondernemer er dusdanig op vooruit gaan dat een financier de aanvraag alsnog in behandeling neemt, omdat de solvabiliteit van de onderneming is verbeterd. Crowdfunding: meer dan kapitaal Dat betekent dat crowdfunding het MKB niet alleen verder helpt door middel van kapitaal. Het biedt ondernemers door de ‘crowd’ aangeleverd advies, een testmarkt waaruit blijkt of het product gewild is, het netwerk van de investeerders en andere poorten tot extra financiering. Een voorbeeld hiervan is de high-tech start-up Holland Haptics, dat nu gevestigd is in het ondernemerscentrum YESDelft!. Holland Haptics is in 2012 opgericht door Frederic Petrignani. Hij wil het mogelijk maken dat mensen elkaar kunnen aanraken via internet. Met een digitale ’touch membrane’, oftewel de ‘iCarezz’, is dat nu gelukt. Petrignani startte echter met weinig meer dan het idee zelf. Na zijn bedrijfsplan te hebben uitgewerkt en zijn pitch online te hebben geplaatst, zei hij dat de campagne de echte start van de venture markeerde. Heeft hij alleen 20.000 euro opgehaald?


Nee. Door zijn bedrijf te starten met deze campagne heeft hij ook aandeelhouders binnengehaald van CapGemini en Microsoft, zit hij in het YESDelft!-centrum, heeft hij de Get-in-the-Ring-award gewonnen, is er een tweede crowdfundingcampagne gestart en afgerond, zijn er mensen aangenomen en zijn er externe financiers aangetrokken. Ook zijn de eerste werkende iCarezz’ verkocht. Petrignani vertelt over zijn ervaring met het verkrijgen van MKB-financiering: “Voor startende ondernemers met onvoldoende eigen vermogen is crowdfunding dé oplossing, vooral in een klein land met relatief weinig durfkapitaal. De taak van de overheid is er bij crowdfunding vooral een van stimulering. Bijvoorbeeld door het creëren van belastingvoordelen voor investeerders, zoals in het Verenigd Koninkrijk.” Het werkt: wat nu? Het voorbeeld van Holland Haptics staat niet op zichzelf. In 2012 werden 570 bedrijven aan kapitaal geholpen door middel van crowdfunding en telde Nederland zo’n 24 platforms. Wat moet er verder gebeuren om crowdfunding tot ontwikkeling te laten komen en als aanjager te kunnen gebruiken voor het Nederlandse MKB? Hoewel het bedrijfsleven als zakelijke kant van de crowdfundingindustrie een voortrekkersrol inneemt, is er vanuit de overheid steun nodig voor de wet- en regelgeving rondom crowdfunding en crowdfundingplatforms. Al eerder pleitte bijvoorbeeld Geldvoorelkaar voor strenger

toezicht op crowdfundingplatforms vanuit de overheid. Ook Symbid heeft zelf zorg gedragen voor verschillende maatregelen zoals het veiligstellen van de gelden middels het onder toezicht stellen van haar e-money security partner Intersolve (onder toezicht van de AFM en DNB). Dit moet veranderen, beseft ook de politiek. Het blijft echter onduidelijk wat er wel en niet mag. Voor donatie-crowdfunding is bijvoorbeeld geen vergunning nodig van de AFM, voor lenings-crowdfunding weer wel. Het creëren van duidelijkheid over wat wel en niet mag, en wat wel en niet vereist is, is dus voor zowel de crowdfundingplatforms als de ondernemers en de investeerders belangrijk. Het zorgt voor zekerheid en beheersbaarheid waardoor de koudwatervrees die er momenteel nog heerst, wordt weggenomen. Tevens zijn dit de eerste stappen naar een Europees crowdfundingbeleid. Het European Crowdfunding Network gelooft dat door het doorvoeren van een duidelijk Europees beleid op deze nieuwe financieringsvorm, het mogelijk is Europa economisch weerbaarder te maken. Geen vreemde aanname wanneer blijkt dat 99 procent van de Europese bedrijven tot het MKB gerekend wordt. Het Europese MKB is daarbovenop verantwoordelijk voor zo’n 60 procent van alle banen. Binnen Europa is Nederland een grote speler op het gebied van crowdfunding. Zo’n 7 procent van alle crowdfundingplatforms bevindt zich in Nederland, waarmee Nederland deze nieuwe financieringsvorm lijkt te omarmen.

Investeren door internationale investeerders komt inmiddels redelijk op gang, maar de aanvragen van buitenlandse bedrijven moeten vanwege wet- en regelgeving vaak nog worden afgewezen. Zo moet het bedrijf van de ondernemer vaak de juridische entiteit aannemen van het land waarin het crowdfundingplatform zich bevindt. Oftewel, het wordt voor een Nederlandse ondernemer lastig om via een Duits platform kapitaal te verkrijgen en vice versa. Welke Duitse ondernemer zal immers een Nederlandse B.V. willen oprichten en zijn bedrijf willen onderwerpen aan de Nederlandse wetgeving? Er moet dus zowel nationaal als internationaal ruimte worden gemaakt voor de wet- en regelgeving. Eén van de grootste bijdragen van de overheid aan het innoverend MKB bestaat dus niet uit het verschaffen van kapitaal, maar het ontwikkelen van wet- en regelgeving die de vastgelopen kredietmarkt weer stimuleert en daarmee het innoverend MKB een impuls geeft.

Ludwine Dekker werkt als marketing- en campagnemanager voor Symbid, waarbij ze projectmatig ondernemers coacht en de marketinganalyses en activiteiten van Symbid beheert. Eerder behaalde ze haar Master ‘Nieuwe Media & Digitale Cultuur’ aan de Universiteit van Utrecht, en daarvoor behaalde ze haar Bachelor ‘Interactieve Media: Business & Organisation’. Daarnaast schrijft ze met regelmaat over technologie en innovatie, marketing en ondernemerschap, en digitale geesteswetenschappen. NUMMER 2, ZOMER 2013

13


Laat omschakeling naar duurzame energie en industrie

niet over aan de markt Door Bas Eickhout

W

e staan aan de start van een revolutie. Een energierevolutie die de monopoliepositie van de grote energiebedrijven doorbreekt en mensen zelf zeggenschap en controle over de energieopwekking geeft. Nieuwe energie die niet leidt tot uitputting van kostbare grondstoffen, klimaatverandering en vuile lucht. Deze transitie geeft macht aan kleine energiegebruikers, aan ons, doordat we zelf in onze energiebehoefte kunnen voorzien. Energiecoöperatieven en lokale initiatieven voor groene energie bloeien op. Ook in de industriesector is een revolutie aan het opborrelen. De chemische industrie gaat afkicken van haar fossiele verslaving en zal overschakelen op hernieuwbare grondstoffen. Veel andere industrieën zullen omschakelen naar recycling van grondstoffen. Ja, dit is een groen verhaal, maar ook pure economische noodzaak. Zonder een energierevolutie gestoeld op duurzame energie en innovatie zal Europa ook de komende jaren in de put blijven zitten. De prijzen voor olie en andere grondstoffen rijzen de pan uit. Europa heeft weinig grondstoffen in eigen bodem en is bijna volledig afhankelijk van dure importen. Europa moet haar kracht dus halen uit nieuwe vormen van energie en industrie; uit innovatieve ondernemingen die meer kunnen maken met minder. Tot zover lijken D66 en GroenLinks het eens en verwelkom ik de gezamenlijke strijd voor deze duurzame toekomst. Maar de grote vraag is wel hoe serieus D66 met haar verhaal over duurzaamheid is. Te vaak zie ik inconsistenties. Zo zet GroenLinks vraagtekens bij vrijhandel als walhalla. Neem de vrijhandelsverdragen met de VS en Canada, die kunnen ertoe leiden dat EU-landen hun milieuwetgeving versoepelen om schadeclaims te voorkomen. In het voorlopige vrijhandelsverdrag met 14

NUMMER 2, ZOMER 2013

Canada is namelijk een geschillenclausule voor investeerders opgenomen zodat buitenlandse investeerders compensatie kunnen eisen als wetgeving ze hindert. In Duitsland is het Zweedse energiebedrijf Vattenfall al een zaak tegen de staat begonnen vanwege het Duitse besluit om kerncentrales te sluiten. De kortzichtige winstbelangen van grote multinationals worden zo boven de belangen van de staat en die van haar burgers gezet. D66-Europarlementariër Marietje Schaake vindt deze kritiek overdreven: “Het mechanisme creëert garanties voor bedrijven en kan daardoor bijdragen aan het stimuleren van wederzijdse investeringen.” Vrijhandel kan inderdaad wederzijdse investeringen stimuleren, maar willen we die investeringen wel, als die leiden tot vernietiging van oerbossen, vervuilde rivieren en extra klimaatuitstoot? GroenLinks vindt van niet en vindt zulke garanties voor oliebedrijven als Shell niet belangrijker dan de aanpak van klimaatverandering. De geschillenclausule is uitgevonden voor verdragen met minder ontwikkelde landen waar bedrijven soms tegen een weerbarstige werkelijkheid aanlopen. In zo’n relatie is een clausule nog te billijken. Maar in verdragen met Canada en de VS? Hier laat D66 zich inpakken door de bedrijfslobby. Zie hoe Shell kan profiteren van deze clausule als de EU apart beleid wil maken voor teerzanden. Met de geschillenclausule heeft Shell een middel in handen om met schadeclaims te dreigen als de import van vervuilende teerzandolie geen vrije baan krijgt. Vrijhandel heeft dus zijn grenzen, de vrije markt leidt ons niet automatisch naar een duurzame toekomst. Deze transitie stuit namelijk op fel verzet van de gevestigde orde die haar luxepositie niet wil opgeven. De verliezers van de energierevolutie zullen er alles aan doen om de transitie in de weg te zitten. Een sturende rol van de overheid is daarom essentieel om de macht van de

fossiele belangen te kunnen doorbreken en de weg vrij te maken voor nieuwe, innovatieve ondernemingen. Zonder actief overheidsbeleid dat schone energie stimuleert blijft Nederland een belastingparadijs voor vervuilers. De grootverbruikers hoeven geen belasting te betalen terwijl de rekening volledig bij kleinere bedrijven en burgers wordt gelegd. Het zijn juist de burgerinitiatieven voor lokale groene energie die volledige vrijstelling van energiebelasting zouden moeten krijgen. Zonder grenzen aan vrijhandel, actief klimaatbeleid en een toekomstgerichte investeringsagenda blijft Nederland als vieste jongetje van de klas het pad van de minste weerstand volgen. Zowel GroenLinks als D66 laten een groen geluid horen in de strijd voor een duurzame toekomst. De revolutie die nodig is om daar te komen vereist echter veel meer dan blind vertrouwen op de onzichtbare hand van een zielloze markt, zoals D66 vaak doet. GroenLinks ijvert voor een industriepolitiek 2.0 met een overheid die een lans breekt voor creatieve ondernemers en nieuwe energie. En ja, daar zijn investeringen voor nodig. Het wordt dus hoog tijd dat de EU haar obsessie met bezuinigingen laat vieren. Waarom stuurt de EU alleen op 3 procent begrotingstekort en niet op het gebrek aan investeringen in onderwijs, het gebrek aan voortgang in duurzame energie en te hoge werkloosheidcijfers? Daar hoor ik D66 helaas niet over; sterker nog, D66 is een van de grootste voorstanders van het 3 procent-fetisjisme. Het groene verhaal klinkt goed, maar in haar prioriteiten mis ik nog te vaak D66 aan mijn zijde. Het is nog niet te laat. De vraag is namelijk niet óf er een groene transitie gaat plaats vinden, maar wanneer. En hoeveel we van onze aarde hebben uitgeput tot dat moment.

Bas Eickhout, GroenLinks.

Europarlementariër


Het vergeten

pamflet

Op 17 november 2008 verbaasde Mark Rutte, destijds vanuit zijn rol als politiek leider van de VVD, vriend en vijand met zijn ‘pamflet van een optimist.’ Met het pamflet gaf hij zijn liberale visie op het steeds urgenter wordende energievraagstuk, introduceerde de term ‘groen rechts’ en riep op tot een revolutie. Ondanks dat Rutte inmiddels bijna drie jaar premier is van ons land, lijkt zijn pamflet ergens onder in een bureaula te zijn verdwenen. Vooralsnog zit er een behoorlijke discrepantie tussen Ruttes filosofische inbreng en beleidsmatige uitvoering in het energiedebat. Daarmee dreigen interessante punten van zijn pamflet tekort te worden gedaan. Door Bram Has

I

n het pamflet klinkt een op veel punten gefundeerd geluid tegenover het pessimisme van Al Gore en (Groen) linkse partijen. Het in twijfel trekken van de aanwakkerende invloed van de mens op klimaatverandering buiten beschouwing latend, is de optimistische insteek van Rutte hoopgevend: “De optimisten zullen het positieve benoemen, de vooruitgang omhelzen en oproepen de tijd vooruit te blijven.” Wanneer wij erin slagen de Nederlandse economie om te vormen in een moderne, innovatieve economie, hebben we volgens Rutte goud in handen. ‘Groen’ leidt dan tot energiezekerheid én economische groei. Om dat te bereiken dient het taboe op de bouw van nieuwe kerncentrales te worden doorbroken. Ook moet het gebruik van zonne-energie, windenergie op zee en aardwarmte verder worden doorontwikkeld, evenals nieuwe technieken zoals energiewinning uit eb en vloed en de wisselwerking tussen zoet en zout water (osmose), maar ook kernfusie en waterstof (als energiedrager). De staat dient zich te beperken tot een faciliterende rol en moet onderzoek stimuleren. Volgens het pamflet moeten bovenstaande maatregelen ertoe leiden dat we voor onze energie niet afhankelijk worden van “de Poetins en Ayatollahs van deze wereld.” Ook moeten milieusubsidies drastisch worden teruggedrongen, omdat de meeste niet toereikend zijn. Drie voorwaarden die wat Rutte betreft als kader zouden moeten dienen zijn: (1) de staat als eerste klant (launching customer), wat inhoudt dat de staat bereid is duurzame innovatieve producten af te nemen en daarmee het lanceren van een nieuw idee een duw in de rug kan geven, (2) de staat die specifieke onderzoeksprojecten mede bekostigt en (3) de staat die garant staat of tijdelijk investeert bij experimentele toepassingen. Betuttelende milieuheffingen zoals de verpakkingsbelasting, vliegtaks

en verhogingen brandstofaccijns moeten worden beperkt, omdat deze onze economie schaden zonder dat het milieu er veel baat bij heeft. De verschonende houding van het nietige Nederland weegt immers niet op tegen grootvervuilers, zoals de Verenigde Staten, China en Rusland.

“Onze energiezekerheid moet niet afhankelijk worden van de Poetins en Ayatollahs van deze wereld.”

Hoewel het betoog op enkele onderdelen wat eenzijdig is, biedt de optimistische visie met concrete voorstellen hoop en inspiratie. Helaas is het Rutte in de afgelopen vijf jaar niet gelukt om een breed gedragen gevoel van urgentie over te brengen, laat staan een revolutie te ontketenen. Ondanks dat hij als premier bijzondere mogelijkheden heeft om de verduurzaming van energie hoog op de politieke en publieke agenda te zetten, grijpt hij in de coalitie terug naar kolencentrales, aardgas en het terugdraaien van investeringen in onderwijs, innovatieve projecten en halfproducten die nog moeten worden doorontwikkeld. Sinds de presentatie van het pamflet reageert een grote groep van zijn eigen achterban sceptisch. Het denken buiten de comfortzone van eigen overtuigingen (in casu: een nieuwe benadering van ‘groen’) blijkt ook bij de VVD lastig. Zodoende wordt het nog lastiger om een breder draagvlak voor Ruttes optimisme te creëren. Toch is dit niet onmogelijk. Het overstijgen van de partijpolitieke visie is hiervoor

noodzakelijk. Dat geldt niet alleen voor Mark Rutte, maar ook voor alle andere politici. Als beleidsbepalers zijn zij in staat om (revolutionaire) veranderingen tot stand te brengen. De stelling dat rond 2025 de vraag naar energie de huidige mogelijkheden van aanbod overstijgt, wordt door veel wetenschappers uit diverse disciplines onderschreven. Het bewustzijn van de gevolgen hiervan ontbreekt bij de meeste politici, laat staan bij de burgerbevolking. Extra investeringen in voorlichting (met name via het onderwijs), onderzoek en innovatieve projecten blijven achterwege, omdat er andere financiële keuzes worden gemaakt. De crisis, die juist dwingt tot creativiteit, wordt nauwelijks benut om diep bewustzijn te creëren en onszelf als individu en gemeenschap een spiegel voor te houden. Uiteindelijk verkiest een meerderheid om vooral ‘veilig’ te behouden in plaats van ‘vrij’ te vernieuwen met alle bijkomende uitdagingen. Gemakzucht wordt verkozen boven verandering. De ontwikkeling van een duurzame maatschappij wordt beperkt door angst voor het onbekende en negatieve vooringenomenheid met betrekking tot investeringen in ‘vage’ ideeën, ontwikkelingen en halfproducten van uitvinders. Dat is echter ook politiek. Het is vanuit een (sociaal) liberale visie zonde dat het revolutionaire element van het pamflet door de discrepantie met de beleidsmatige uitvoering van de auteur en door gebrek aan urgentiebesef bij toehoorders (nog) niet tot zijn recht komt. Het bevat immers voldoende inspiratie om tot een gemeenschap te komen, waarin groen en economische groei elkaar juist versterken en duurzaamheid nadrukkelijker tot de gemeenschappelijke kernwaarden behoort.

Bram Has is socioloog. NUMMER 2, ZOMER 2013

15


Kusje

op de knie werkt echt

In Nederland gaan er regelmatig geluiden op om niet-reguliere behandelwijzen te verbieden, inclusief homeopathie. Men zegt dat dit niet beter is dan placebo-effect. Maar is dat dan zo erg? Wat is het placeboeffect nu eigenlijk? Hoe werkt het? Waarom zouden we zoiets wel of niet willen verbieden? Door Maryanne Dijkstra

E

en placebo is iets wat als geneesmiddel of therapie wordt voorgeschreven terwijl er geen werkzame stoffen in zitten. Dit kan bijvoorbeeld een pil of een spuitje zijn, maar ook gedragstherapie. De patiënt heeft een bepaalde verwachting en door het psychisch effect (‘ik krijg een geneesmiddel’) heeft de patiënt het idee dat er verbetering optreedt, waardoor de pijnervaring vermindert. Het placebo-effect is gebaseerd op de verwachting van de patiënt, namelijk dat er verbetering optreedt als hij/zij een geneesmiddel krijgt. In de hersenen zit een placebocentrum, ook wel expectation center genoemd, dat invloed heeft op de pijn en emotie en daardoor indirect op de pijnervaring. Bij de waarneming van het krijgen van ‘medicatie’ vermindert de intensiteit van de pijnervaring. Een goed voorbeeld hiervan is het kusje op de knie. Als je op je knie valt sturen pijnreceptoren in de huid een elektrisch impuls via de zenuwen door het ruggenmerg naar de hersenen. Pas als die impuls in de hersenschors aankomt, voel je de pijn. Een kus op de zere knie kan de route naar hersenen beïnvloeden en ook de reactie die daar optreedt. Onderweg naar de hersenen gaan de elektrische impulsen langs een aantal schakelstations, waarin wordt bepaald of een signaal sterker, zwakker of even sterk wordt doorgegeven. Bij pijn worden dunne zenuwvezels gestimuleerd, bij bijvoorbeeld een kusje of knuffel (aanraking) dikke vezels. Doordat deze dikke vezels worden geactiveerd kunnen de schakelstations heel even worden tegengehouden. De schakelstations kunnen ook vanuit de andere kant, die van de hersenen, worden geremd. Dit heeft te maken met het limbisch systeem, wat een belangrijke rol speelt bij emoties. Het limbisch systeem kan de schakelstations heel krachtig impulsen laten tegenhouden. 16

NUMMER 2, ZOMER 2013

De laatste reden dat een kusje op de knie werkt, is het placebo-effect. Het kind verwacht dat de ouderlijke troost de pijn zal doen verminderen- en juist daardoor doet het daadwerkelijk minder pijn. Dit komt door de aanwezigheid van een warm, vertrouwd persoon, die het kind geruststelt en laat ontspannen. Ook de onbewuste herinneringen aan de keren dat de pijn minder werd als mama of papa een kus op de knie gaf, en de verwachting dat dit nu weer zal gebeuren, spelen hierbij een rol. Met scans is aangetoond dat dit placeboeffect zorgt dat de hersenen endorfines aanmaken, dit zijn lichaamseigen pijnstillers. Hierdoor worden tevens in het ruggenmerg pijnsignalen afgeremd. Bij geneesmiddelen geldt: baat het niet, het schaadt altijd. Het is onwenselijk om bij elke verkoudheid antibiotica voor te schrijven. Wat je wel kan doen om (pijn)klachten te verlichten bij iets als verkoudheid of buikpijn, is bijvoorbeeld homeopathische middelen slikken. Omdat er geen werkzame stoffen in zitten, zijn er ook geen bijwerkingen. Tegelijkertijd kan er wel een vermindering van pijn optreden, zodat je beter kunt presteren en je weer sneller beter voelt. Placebo’s werken goed voor milde pijnklachten, maar ze zullen nooit een ernstige ziekte genezen zoals kanker. Wel kunnen ze helpen met het verminderen van de pijnklachten tijdens en na de behandeling. Vroeger werden er helaas allerlei medische claims op alternatieve behandelwijzen gelegd die niet onderbouwd waren. Tegenwoordig zijn we daar tegen beschermd. Per 1 juli 2012 mogen fabrikanten van homeopathische geneesmiddelen die bestemd zijn voor zelfzorg alleen een medische claim voeren als ze die claim ook wetenschappelijk kunnen bewijzen. Pas daarna mag de claim op de verpakking staan. Onbewezen claims mogen ook niet voorkomen in reclame-uitingen of op de sites van webwinkels. Met deze maatregel wil de overheid tegengaan dat consumenten worden misleid door onbewezen medische

claims op verpakkingen of in de media. Er zijn talloze niet-reguliere behandelwijzen, niet allen ongevaarlijk. Denk maar aan bepaalde kruidencocktails waar je bloedingen of een opeenhoping van toxische stoffen in je bloed van kunt krijgen. Je kan ze niet allemaal op één hoop gooien. Deze behandelingen verbieden is zinloos, omdat deze zich dan aan controle onttrekken. Regulering waarmee mensen beschermd worden tegen misleidende claims, zoals nu gedaan wordt door de overheid, is vruchtbaarder. Kortom, homeopathie hoeft zo slecht nog niet te zijn, reguleren zal beter werken dan verbieden en het placebo-effect werkt wel degelijk, denk maar aan dat heilzame kusje op de knie.

Maryanne Dijkstra is onderzoeksmedewerker Kinderreumatologie en lid van de werkgroep Gezondheidszorg.


Meer diversiteit voor

duurzaamheid

Groene groei is hot. In de huidige samenleving heeft bijna elke instelling, elke politieke partij en elk bedrijf aandacht voor duurzaamheid. Veel organisaties profileren zich naar mijn idee echter alleen als duurzaam, zonder dat zij wezenlijke veranderingen doorvoeren in de bedrijfsvoering. Deze organisaties spelen slechts in op de trend, maar in de tussentijd blijft winstoptimalisatie op korte termijn de belangrijkste doelstelling. Natuurlijk is het zo dat deze acties wel enigszins een bijdrage leveren: er is namelijk aandacht voor duurzaamheid, waardoor de bewustwording onder hun doelgroepen groeit.. Er schuilt echter een gevaar in dit kortetermijndenken.

Door Jorine Boink

B

ij de onderwijsinstelling waar ik werk staan overal drie prullenbakken. Eén voor papier, één voor plastic en één voor restafval. Heel goed lijkt mij! Het creëert bewustwording onder medewerkers en studenten, en het levert een bijdrage aan het recyclingproces van afval. Deze positieve acties worden echter helemaal teniet gedaan wanneer wij in de kelder onze fiets parkeren. Hier zien wij dat de drie pullenbakken in dezelfde grote container terecht komen. De afvalscheiding vindt helemaal niet plaats! In dit geval ligt de oorzaak bij het contract dat de instelling heeft afgesloten met een schoonmaakbedrijf. Dit bedrijf werkt niet met voorscheiding maar biedt wel een aantrekkelijk kostenplaatje. In andere gevallen doen zich vergelijkbare problemen voor. Organisaties zien bijvoorbeeld af van investeringen in de vergroening van de organisatie wegens wisselend overheidsbeleid of een sterke lobby van niet-duurzame industrieën. De consequentie van dergelijk beleid is dat vastgestelde doelstellingen niet zullen worden gehaald. Een ander gevaar is dat mensen hun overtuiging verliezen, ze willen verduurzamen maar ze lopen continu tegen nieuwe teleurstellingen en obstakels aan. Een oplossing kan worden gevonden in regulerendeen stimulerende overheidsmaatregelen. De onderhandelingen van de afgelopen maanden over het energieakkoord tonen het moeizame proces

tussen diverse belanghebbende partijen. Op enkele essentiële punten blijven concrete maatregelen uit. Eén van die punten is dat bedrijven onvoldoende zekerheid hebben om langetermijninvesteringen te doen in duurzame energie. Om duurzaamheid écht naar een hoger niveau te tillen, zie ik een oplossing vanuit een andere hoek; de organisaties. Het feit dat zij inspelen op de trend van duurzaamheid geeft namelijk wel blijk van hun interesse in het thema. Een onlangs gepubliceerd onderzoek van Deloitte bevestigt dit. Het onderzoek ‘Een duurzame toekomst’ werd gedaan met meewerking van honderd commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen, publieke instellingen en middelgrote bedrijven. Deze respondenten zijn bijna unaniem overtuigd van het belang van duurzaamheid, ze vinden zelfs dat het thema binnen hun organisatie meer aandacht verdient. Om dit daadwerkelijk te verwezenlijken, is druk van binnenuit nodig. Bestuurders zitten vaak vastgeroest in het old boys network en vinden het gemakkelijk om ja-knikkers in de raad van commissarissen te hebben. Een diversere raad van commissarissen, waarin ook jongeren, vrouwen en mensen met een andere (culturele) achtergrond zitten, kan voor een doorbraak zorgen. Zij denken anders over hun rol. Ze willen dat het commissariaat iets toevoegt aan hun eigen ontwikkeling maar ook aan de toekomst van de wereld in zijn geheel. Niet alleen binnen de raad van commissarissen zijn er kansen op dit vlak. In algemene zin

denk ik dat jongeren een positieve bijdrage kunnen leveren aan het vergroenen van een organisatie. In veel organisaties zie je clubjes ontstaan van jonge medewerkers. Het doel van deze netwerken is om ideeën en ervaring uit te wisselen over de organisatie waarin zij werkzaam zijn. Jonge medewerkers zitten vol nieuwe ideeën, maar lopen regelmatig tegen de bureaucratische structuren van een organisatie aan. Zo worden hun ideeën maar al te snel aan de kant geschoven. Als deze medewerkers zich verenigen, kan dit patroon worden doorbroken. Op mijn werk zijn we sinds enkele maanden gestart met een netwerk van jonge medewerkers. Een onderdeel van dit netwerk is de thema-afdeling duurzaamheid. Met deze afdeling proberen we de bewustwording onder de medewerkers te vergroten. Op dit moment zijn we bijvoorbeeld bezig om loonstrookjes te digitaliseren. Collega’s vanuit alle niveaus reageren met veel enthousiasme op ons netwerk, en daar blijft het niet bij. Vorige maand was er een lunchbijeenkomst met de rector en volgende maand spreken we met een lid van het college van bestuur. Beiden hebben aangegeven zeer geïnteresseerd te zijn in onze ideeën op het gebied van duurzaamheid. Kortom, wanneer jongeren niet op invloedrijke plekken hun ideeën kunnen pitchen, zullen we over tien jaar nog steeds de plannen voor een duurzamere wereld terugvinden tussen het restafval. Jorine Boink is lid van JD-Amsterdam en werkt voor de Hogeschool van Amsterdam. NUMMER 2, ZOMER 2013

17


Reputatie te koop:

hoe duurzaam is een overname?

Als de duivel je ziel koopt, wordt hij dan een beter persoon? De eerste reactie van veel mensen is ontkennend. Natuurlijk niet, zou je zeggen. De sterke menselijke intuïtie op dit gebied wordt niet weerspiegeld in de manier waarop bedrijven zich opstellen. Het afkopen van sociale verantwoordelijkheden, ook wel bekend als greenwashing, wordt veel toegepast door grote bedrijven, die vaak een reputatie hebben van vervuilers, mensenrechtenschenders en overtreders van wetten. De schaal waarop greenwashing wordt toegepast doet ons geloven dat het een effectieve strategie is om de reputatie van je bedrijf te verbeteren. Maar is dat ook zo? Door Tim Langstraat

M

aatschappelijke verantwoordelijkheden Corporate social responsibility, ook wel bekend als CSR, is de verzamelnaam voor alles wat een bedrijf doet om ervoor te zorgen dat hun dagelijkse bedrijfsvoering wetten en keurmerken volgt en, bovenal, ethisch is. Er is een breed scala aan praktijken dat een bedrijf kan volgen om hun CSR uit te oefenen: het sponsoren van liefdadigheidsevenementen, het kopen van fair trade grondstoffen of het herstellen van natuurgebieden. Dit zijn maar een paar voorbeelden. Bijna elk groot bedrijf doet hieraan, vanwege een toewijding om anderen te helpen of omdat ze denken dat het meer winst oplevert. Hoewel bedrijven CSR dus zien als een manier om meer geld te verdienen, zijn de 18

NUMMER 2, ZOMER 2013

meningen verdeeld of het echt wat oplevert. Sommigen claimen dat je winst omhoog gaat door de extra naamsbekendheid, anderen zeggen dat je juist minder winst overhoudt omdat je geld uitgeeft en klanten niet warm of koud worden van wat je buiten je normale bedrijfsvoering om doet. Weer anderen denken dat het specifieke praktijken gerelateerd aan je kernactiviteiten zijn die winst opleveren, zoals Nike die sportevenementen steunt of IKEA die bossen bijplant, en dat je je alleen daarop moet richten. Met zo veel meningen is het logisch dat bedrijven niet zeker weten wat werkt. Sommige bedrijven kiezen dan ook de simpelste optie: in plaats van zelf iets te ondernemen, kopen ze bedrijven op met een goede reputatie op het gebied van CSR. De logica is als volgt: als deze bedrijven, die er om bekend staan dat ze sociaal verantwoord ondernemen, met

ons in zee willen gaan dan moeten wij ook wel verantwoord bezig zijn. Miljarden euro’s zijn uitgegeven aan zulk soort overnames, door niet de minste bedrijven: Kraft, Unilever en L’Oreal zijn prominente voorbeelden. De vraag is alleen: werkt deze strategie? De duivel koopt een goede ziel In de afgelopen 15 jaar zijn er ten minste drie grote overnames geweest waarbij er, tot op zekere hoogte, sprake was van greenwashing. Het begon met de overname van Ben & Jerry’s door Unilever in 2000, gevolgd door The Body Shop door L’Oreal in 2006 en uiteindelijk werd Cadbury in 2010 overgenomen door Kraft Foods. Alle bedrijven die betrokken waren bij deze overnames waren al internationaal bekend, waarvan drie bekend stonden als zeer sociaal betrokken, en drie helemaal niet. Wat voor effect had de overname op de reputatie van deze bedrijven?


De overname van Ben & Jerry’s door Unilever was een nodige ingreep in de bedrijfsvoering van Ben & Jerry’s. Het ijsmerk stond slecht in de markt en, hoewel er wel hoge omzetten werden gerapporteerd, viel de winst tegen. De meest logische vervolgstap was een ingreep van buitenaf. Unilever bood de helpende hand en nam Ben & Jerry’s over. Er kwam een nieuwe CEO, 20% van de werknemers werd ontslagen en binnen 3 jaar werd er weer stevige winst geboekt. Overname geslaagd, zou je zeggen. In de eerste jaren leek de tendens dat Ben & Jerry’s minder sociaal verantwoord werd. Ben&Jerry’s doneerde niet meer standaard 7.5% van hun inkomen voor belastingen aan goede doelen en Ben Cohen, medeoprichter van Ben & Jerry’s, claimde dat de ziel van het bedrijf was verdwenen. De laatste jaren is het roer echter omgegooid. -In 2011 steunde de ijsmaker de Occupybeweging door protesterende mensen van gratis ijs te voorzien. Jerry Greenfield, de andere oprichter van Ben & Jerry’s, stelde dat Unilever veel ondersteuning gaf voor hun andere sociale projecten. De overname zelf deed niks voor de reputatie van Unilever, maar het liet zien wat de nieuwe richting van het bedrijf was – naar een sociaal verantwoorder business model. Hierin was de overname een grote stap in de goede richting. Anita en Goliath Een paar jaar later, in 2006, verkocht Anita Roddick The Body Shop aan L’Oreal. Een zeer gewaagde zet, omdat L’Oreal al sinds de jaren tachtig werd achtervolgd door beschuldigingen van dierproeven, iets waar The Body Shop altijd fel tegen was. De overname was niet noodzakelijk – The Body Shop maakte veel winst, breidde internationaal snel uit en kon op eigen benen verder uitbreiden. In de media werd gesproken van een poging om L’Oreals reputatie te verbeteren. De reputatie van L’Oreal verbeterde echter niet. Hoewel er tijdens de overnameperiode sprake was van een mogelijke verbetering, bleef nieuw beleid uit bij L’Oreal. The Body Shop daarentegen verloor wel aan aanzien. De buzz rating van het bedrijf, een indicatie van of er positief of negatief over het bedrijf wordt gesproken, viel van 6 naar -4, een daling van 10 punten. Waar in een jaar de grootste stijger tussen de 7 en 9 punten ligt, is een daling van 10 punten in een maand een gigantisch verlies. Zo’n val, van voornamelijk positief naar voornamelijk negatief, was een grote klap voor de reputatie van The Body Shop.

Veel klanten claimden minder tevreden te zijn over het bedrijf en zijn reputatie. De belangrijkste reden voor de daling van The Body Shops reputatie was echter niet de overname door L’Oreal. Het was de extra aandacht die werd gevestigd op de sociaal verantwoorde praktijken die het bedrijf aanhield, en in hoeverre deze klopten met het beeld dat The Body Shop van zichzelf naar buiten bracht. Hier bleek uit dat The Body Shop minder heilig was dan haar reputatie deed vermoeden. Er kwamen oude verhalen, sommigen al uit 1995, boven water over de ingrediënten in de producten en het loon dat het bedrijf betaalde aan de boeren waarvan de grondstoffen werden ingekocht. Deze verhalen, gecombineerd met de overname door L’Oreal, zorgden voor een verslechtering van de reputatie. Vandaag de dag, zeven jaar na de overname, wordt deze gebruikt als het tekstboekvoorbeeld van greenwashing. De reputatie van The Body Shop is nooit meer teruggekeerd op het oude niveau en L’Oreal heeft geen voordeel gehad van de goede reputatie van The Body Shop. De overname, bedoeld om de reputatie van L’Oreal op te schroeven, is in dit geval gefaald. Cadbury en Kraft De meest recente overname is die van Cadbury door Kraft. Cadbury is een producent van chocolade, met een sterke reputatie op het gebied van sociaal verantwoord ondernemen. Ze hebben een fairtrade keurmerk voor hun ingrediënten en staan in Engeland bekend als een merk dat maatschappelijk betrokken is bij de regio waarin ze produceren. Omdat het een overname betrof van een Brits icoon en beursgenoteerd bedrijf, wilde het Britse parlement opheldering over de overname. Tijdens de parlementaire sessies omtrent deze kwestie zette ze grote vraagtekens bij Krafts intentie om het bedrijf op het huidige pad te laten. Deze angsten bleken waarheid tijdens de parlementaire enquête die de intenties van Kraft probeerde te doorgronden. De CSR-praktijken van Cadbury zouden worden teruggebracht, maar niet helemaal gestopt. Sommige keurmerken werden nageleefd, maar niet alle. Sommige sponsoring zou doorgaan, maar niet elk project. Na lang onderhandelen werd de overname goedgekeurd, op voorwaarde dat Kraft de fabriek in Engeland open zou houden en de kwaliteitseisen van Cadbury zou aanhouden. Cadbury zou niet in dit artikel voorkomen als er niet iets misging in het proces. De fabriek

bleef korte tijd open, maar een paar dagen na de overname kondigde Kraft aan dat de productie alsnog naar Polen zou worden verschoven. De kwaliteitseisen waaraan Cadbury zich zo streng hield werden opzij geschoven, en werknemers klaagden over de nieuwe bedrijfsethos. Binnen een jaar was tweederde van de 400 meest belangrijke, hooggeplaatste werknemers vertrokken, vervangen door Kraft-medewerkers. Krafts nieuwe aanpak schaadde de reputatie van Cadbury. Het alsnog sluiten van de fabriek en het verhuizen van het hoofdkwartier naar Zwitserland (Kraft ontkende dat dit was voor belastingdoeleinden) overtuigde het publiek dat het oude Cadbury niet meer was. Kraft reageerde op de enige manier waarop het kon: het hield het Engelse hoofdkwartier deels open, research and development bleef in Somerdale, waar de oude fabriek stond,, maar kon de fabriek niet openhouden. De reputatie van Cadbury was gehavend, maar Kraft probeerde deze zo goed mogelijk te redden. Behoud en verbeter Uit deze drie gevallen komt één ding naar voren: het duurt lang om een reputatie op te bouwen, maar een reputatie te gronde richten kan met een enkele overname gebeurd zijn. Om een duurzaam voordeel te halen uit een overname moet je als moederbedrijf geloven in de ethos van het bedrijf dat je overneemt. Niet alleen maar zeggen dat je het overgenomen bedrijf z’n gang laat gaan, maar ook actief je eigen beleid veranderen. Op die manier wordt het CSR-beleid een waardevol voordeel. Een reputatie is dus niet te koop. Het idee dat je met een enkele overname je reputatie verbetert is onzin – je moet geloven in het beleid en daar je voordeel mee doen. Zoals Unilever liet zien is de overname een goed startpunt, een toonbeeld van toewijding aan een nieuwe koers. Om succes te hebben moet je deze nieuwe koers doorzetten. Wanneer de duivel je ziel koopt wordt hij geen beter persoon, maar het kan wel een eerste stap zijn in de goede richting.

Tim Langstraat studeert Bedrijfskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam en deed voor een studieproject onderzoek naar corporate social responsibility. NUMMER 2, ZOMER 2013

19


Woorden en begrippen raken versleten. ‘Kort door de bocht’ is een heel bruikbare uitdrukking, maar als je hem vijf keer hebt gehoord, wil je hem nooit meer in de mond nemen. Dat is anders wanneer iets echt taaleigen wordt, geïntegreerd wordt in de taal. ‘Eerste prioriteit’ is eigenlijk onzin, want prior betekent al ‘eerste’, maar dat horen de meesten van ons niet meer in het woord. ‘Duurzaam’ dreigt een betekenisloos woord te worden, omdat het te pas en te onpas wordt gebruikt en misbruikt. Door Jan Terlouw

V

orig jaar was er weer eens een internationale klimaatconferentie in Rio de Janeiro. De UNEP, dat is de VNorganisatie voor milieuthema’s, heeft er een rapport over uitgebracht - het GEO-5 –rapport. - waarin de situatie wordt samengevat. De conclusie van de UNEP was: “De overwinning van de term ‘Duurzame Ontwikkeling’ is beter zichtbaar in onze retoriek dan in de werkelijkheid.” Van de 90 milieudoeleinden die de wereld zichzelf had gesteld bleek onmiskenbare vooruitgang beperkt tot slechts vier gevallen. In de echt grote uitdagingen, zoals beperken van klimaatverandering, zit geen vooruitgang. Ministers en Kamerleden hebben het over ‘duurzaam’. In regeerakkoorden staat het woord. In SER-afspraken. Ondernemers spreken erover. Producten van allerlei soort worden aangeprezen door toevoeging van het woord duurzaam. Het is daardoor in feite een woord geworden dat niet meer tot je doordringt. Wanneer handelen we duurzaam? Als door ons handelen de mogelijkheden voor hen die na ons komen niet afnemen. Tot voor zeg vijftig jaar lieten mensen de aarde beter achter dan ze hem hadden aangetroffen, in de zin van meer mogelijkheden voor het nageslacht: meer ontgonnen landbouwgronden, effectievere visvangst, productieve fabrieken, en vooral meer kennis. Daar is verandering in gekomen, want we zijn aangeland in een situatie waarin we meer van de aarde vragen dan die kan leveren. Als de vraag groter is dan het aanbod stijgen de prijzen, zegt een elementaire economische

20

NUMMER 2, ZOMER 2013

wet. We zien dat dan ook gebeuren. De prijzen van grondstoffen en voeding gaan al enkele jaren omhoog.

probleem? Laten we ons even concentreren op energie, vanwege het steeds ernstiger wordende klimaatprobleem.

Is er een ethische wet die zegt dat we duurzaam moeten handelen? Mij dunkt, ja. De politiek filosoof John Rawls, zowel door politiek-rechts als door politiek-links gewaardeerd, bepleit in zijn Theory of Justice dat de morele beginselen moeten worden gekozen onder de voorwaarde

Is het probleem technisch van aard? Dat is het niet. Voor de mens, die meetinstrumenten naar Mars kan sturen en die internet kan bouwen is het een peulenschil om de dagelijkse overvloedige zonne-energie (wind, vallend water, zonnepanelen, directe zonnewarmte) in hanteerbare vorm om te zetten. Alles kan schaars worden op deze aarde vol begerige mensen, behalve duurzame energie. Want die levert de zon in overvloed en dat zal de zon nog vijf miljard jaar volhouden.

“Alles kan schaars worden op deze aarde vol begerige mensen, behalve duurzame energie.” van een ‘sluier van onwetendheid’. Daarmee bedoelt hij dat mensen hun morele beginselen moeten kiezen alsof ze hun plaats en tijd in de samenleving niet kennen, noch hun maatschappelijke status, noch hun sociale status, noch hun gezondheidstoestand, en ook alsof ze niet weten in welke periode ze leven. Ze moeten doen alsof ze onwetend zijn over hun lot in de verdeling van natuurlijke gaven en vermogens. Welke morele beginselen zou je willen dat een samenleving hanteert, als je zo willekeurig ergens in die samenleving, dus ook in de toekomst, terecht was gekomen of zult komen? Is er mondiale wetgeving die ons verplicht duurzaam te handelen? Nee, die is er voorlopig niet. Waarom niet? Wat is het

Is het een economisch probleem? Nee, amper. Kosten/baten-analyses laten zien dat overgang naar ‘duurzaam’ op korte termijn een welvaartsvertraging kan opleveren, maar op lange termijn eerder gunstig dan ongunstig uitpakt voor de welvaart. Nee, de aard van het probleem is vooral politiek. Er zijn grote belangen verbonden met het huidige systeem. Politici zouden ‘duurzaam handelen’ kunnen afdwingen, als ze wilden, want marktpartijen mogen dan beschikken over innovatiekracht en kapitaal, politieke bestuurders hebben de bevoegdheid regels te stellen en ze hebben meer dan wie ook verantwoordelijkheid voor toekomstige generaties. Maar politici willen alleen iets als hun kiezers het willen, kiezers met belangen. Daarvoor zijn nieuwe, jonge, moderne kiezers nodig, met andere belangen, toekomstige belangen. Jonge democraten. Jan Terlouw is voormalig politicus voor D66 en schrijver.


Omdat de DEMO openstaat voor allerlei geluiden, bieden wij de advocaat van de duivel iedere editie de ruimte om aan te geven waarom de Jonge Democraten het volledig verkeerd zien. In deze DEMO betoogt de advocaat dat het afbouwen van de Nederlandse staatsschuld geen must is. In het politiek programma van de Jonge Democraten staat dat de overheid de overheidsfinanciën op orde moet hebben en dat het essentieel is dat de staatsschuld wordt afgebouwd. We zouden kunnen stellen dat de Jonge Democraten voor ‘duurzaam begroten’ zijn. U bent het hier niet mee eens. Waarom niet? “Wie een kijkje op staatsschuldmeter.nl neemt, leest dat de nationale schuld met 810 euro per seconde stijgt. Dat lijkt heel bijzonder, maar dat is het niet. In de Verenigde Staten dikt de schuld elke seconde aan met 45.486 dollar en het financieel solide Duitsland krijgt er iedere seconde 1556 euro aan schuld bij. Per inwoner is de Nederlandse staatsschuld 26.000 euro. Een stevig bedrag, maar minder dan 43.000 euro die het gemiddelde Nederlandse huishouden aan spaargeld heeft. Als we het collectief zouden willen, kunnen we een substantieel deel van de staatsschuld aflossen. In alle bovengenoemde landen is de staatsschuld in de afgelopen honderd jaar vrijwel continu gestegen. Toch zijn deze landen onmiskenbaar welvarender geworden.” In de afgelopen decennia werd dan ook niet getwijfeld aan de mogelijkheid van eeuwigdurende economische groei. Sinds de crisis weten we toch dat dit een illusie is? “Het is zeer twijfelachtig of de mythe van eeuwige economische groei doorbroken is. De behoefte om de economie te laten groeien blijft breed gedragen in de samenleving. In zo’n klimaat lijkt het mij ondoenlijk om de staatsschuld af te bouwen.” Maar dat het lastig is mag toch geen reden zijn om niet ‘duurzaam’ te begroten? “Ik ben zeker geen tegenstander van prudent begroten. Van mij mag Willem-Alexander tijdens zijn eerste Prinsjesdag met een waterdichte

begroting komen. Maar het terugbrengen van de staatsschuld lijkt mij een te ambitieus en onzinnig plan. Verwachten we dat de schuldeisers, anders dan de vorige 100 jaar, nu met een oorlogsverklaring op de stoep gaan staan om hun geld terug te eisen? Dat lijkt mij hoogst onwaarschijnlijk. Bovendien hebben veel schuldeisers zelf ook schulden uitstaan. Daarnaast is Nederland nog steeds een zeer kredietwaardig land waar beleggers hun geld graag stallen.” Eén van de belangrijkste redenen waarom de Jonge Democraten vinden dat de staatsschuld moet worden afgebouwd, is omdat problemen niet moeten worden doorgeschoven naar volgende generaties. Hoe staat u hier tegenover? “Zoals al aangegeven worden de schulden al generaties hoger en daarmee dus doorgegeven. De schuld is niet het probleem, als wel de heiligverklaring van het terugbetalen. Niet alleen de schuldenaars behoren tot nieuwe generaties, ook de schuldeisers zijn andere mensen dan degenen die de middelen beschikbaar hebben gesteld. Waarom zouden zij en masse hun tegoeden opeisen? Over schuld wordt rente betaald. Deze rente is voor schuldeisers een potentiële toekomstige inkomstenbron. Zij hebben belang bij schuld, zolang in ieder geval de rente betaald wordt. We moeten geld ook niet als doel, maar als middel zien. Het primaire doel van een samenleving is het creëren van een prettige, veilige en leefbare omgeving. Het doorgeven van een samenleving waar onderwijs, zorg en cultuur kapot zijn bezuinigd is een grotere schande dan een staatsschuld. Het alternatief is het overgeven van een iets lagere staatsschuld, waarvan de omvang alsnog onvoorstelbaar is en haast fictief aandoet.”

Stel dat de begroting niet sluitend te krijgen is, waar moeten we volgens u dan het geld vandaan halen dat we in feite niet hebben? “Waar we het altijd vandaan halen, leningen. De rente staat momenteel zeer laag. Overheden worden door financiële instellingen gezien als betrouwbare partners. Met deze leningen kunnen oude schulden geherfinancierd worden tegen lagere rentes. Een alternatief is het verhogen van belastingen zijn, maar dit zal ten koste gaan van het besteedbaar inkomen. In een land met een historisch laag consumentenvertrouwen lijkt mij dat een onverstandige keuze.” Kunnen we volgens u niet leren van een land als China, waar absoluut geen staatsschuld is, maar waar de economie wel als een tierelier draait? “Het klopt dat de Chinese economie zeer goed draait, al vlakt de groei wel af. China is echter een opkomende economie waar er nog sprake is van een groeiende middenklasse. Het is onrealistisch en onnodig om te verwachten dat ontwikkelde economieën zoals Nederland dergelijke groeipercentages moeten behalen. Overigens is het een vaak gebezigd misverstand dat China geen staatsschuld heeft. Volgens de Chinese overheid bedraagt de staatsschuld 17 procent van het bruto binnenlands product (BBP). In Nederland ligt dit op 64,5 procent. In China hebben lokale overheden echter zeer hoge schulden die geraamd worden op 27 tot 42 procent van het BBP. Het Chinese onderzoeksinstituut Dragonomics becijferde in 2011 de totale Chinese staatsschuld op 82 procent van het BBP. Veel lokale overheden zouden de schuld niet meer terug kunnen betalen. Bijbels gezegd zou je kunnen zeggen ‘Wie zonder schuld is, laat die de eerste steen werpen.’ Het schuldgevoel over staatsschuld moeten we laten varen, niet afkopen.” NUMMER 2, ZOMER 2013

21


De radicaal transparante route naar een

milieubewust energiemodel Beeld je eens in dat je tien jaar geleden op een soortgelijke planeet als de aarde neerstreek en dat je de opdracht kreeg om het belangrijkste model te ontwerpen voor vervoer, transport en energieleverantie. Er moet worden voldaan aan drie hoofdzaken die garant staan voor dikke bonuspunten: 1) godsdienst vervangen als belangrijkste oorzaak van internationale conflicten; 2) deelnemers aan het verkeer en openbaar vervoer in staat van radeloosheid achterlaten, en 3) huishoudens compleet aan het lot overlaten van schreeuwerige Nutsbedrijven. De oplossing? Een auto met verbrandingsmotor, de Nederlandse Spoorwegen, en NUON. Door Erkan Özsen

O

m deze ideale uitkomst te bereiken zijn de volgende zeven criteria van belang: Het systeem moet de consumptie van giftige brandstoffen en de vervuiling van de schaarse planeetoppervlakte tot het uiterste bevorderen; Het systeem moet het gebruik van zeldzame fysieke materialen zoals staal, glas, rubber, en kunststoffen stimuleren ten koste van beschikbare duurzame alternatieven; Het systeem zou een zo groot mogelijk aantal doden en gewonden moeten veroorzaken; De brandstofprijzen moeten continu fluctueren maar verhoudingsgewijs wel in een stijgende lijn; Het systeem zou er in kwaliteit op moeten achteruitgaan naarmate het aantal gebruikers toeneemt; Het zou het minst voorspelbare systeem moeten zijn dat de passagiers onbetrouwbare informatie verstrekt over de duur van een reis, de precieze aankomst of vertrek van vervoersmiddelen; Het zou huishoudens geen laagdrempelig ‘real-time’ beeld moeten geven van de uitstoot van schadelijke stoffen of van energieverspilling; Ten slotte zouden energiemaatschappijen weinig moeten loslaten over de mate waarin de geleverde energie daadwerkelijk duurzaam wordt opgewekt. Welkom in het begin van de eenentwintigste eeuw waarin de belangrijkste actoren in het wereldje van vervoer, transport en energie minimale verantwoording afleggen over de impact op het klimaat van de belangrijkste activiteiten op aarde. De intrinsieke impact van uiteenlopende economische handelingen op de uitstoot van CO2-emissies en overige kwalijke wereldwijde gevolgen schieten grotendeels aan ons voorbij. Een groot deel van die informatie is opgeslagen in databanken van de overheid en universiteiten en wordt verborgen gehouden voor het wijdere publiek. Dat ondermijnt het vermogen van de samenleving, consumenten en sociale ondernemers om gezamenlijk de verantwoordelijkheid te nemen voor de

22

NUMMER 2, ZOMER 2013

beperking van milieuschadelijk gedrag en voor het bedenken van innovatieve duurzame maatregelen voor de transitie naar een duurzaam energiemodel voor de eenentwintigste eeuw. De sleutelfactoren die wel voor de gewenste omschakeling kunnen zorgen, dienen te worden aangeduid aan de hand van een scala aan containerbegrippen. Als ik echter één allesomvattend begrip zou mogen opnoemen dat volkomen onmisbaar is voor de totstandkoming van een groene toekomst dan is dat wel de toepassing van transparantie, radicale transparantie welteverstaan. De traditionele instituties met hun centrale besturingsmodel en conventionele stimuleringsmaatregelen, zoals belastingen,

Tweede Wereldoorlog tot defensie faciliteiten die opnieuw werden uitgerust voor de bouw van een luchtmacht, of de tienduizenden kilometers lange Amerikaanse snelwegen die gedurende 35 jaar en zeven regeringen zijn aangelegd. Dat staat in schril contrast met de mislukte onderhandelingen tijdens de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in Kopenhagen (2009), waar gemeenschappelijke afspraken over het klimaatprobleem gemaakt zouden worden tussen landen. De klimaatconferentie heeft duidelijk de ontoereikendheid laten zien van voornemens om nationale hoofdsteden wereldwijd het initiatief te laten nemen in deze kwestie. Zelfs als die traditionele factoren van weleer - zoals een gezaghebbend politiek leiderschap en overeenstemming

“De houding tegenover oudere generaties heeft iets weg van: ga uit de weg, jullie hebben het verpest, en nu is het ons probleem geworden.” kredieten, en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap, zijn onvoldoende om de complexiteit en de schaal van klimaatverandering effectief aan te pakken. De doorslaggevende sleutelfactoren die voorafgingen aan eerdere gevallen van industriële transformatie, zoals bij de wederopbouw tijdens en da de Tweede Wereldoorlog, ontbreken nu. Destijds was er sprake van een gezaghebbend leiderschap vanuit het bedrijfsleven en de overheid. Grootschalige hervormingen werden bovendien breed gedragen door het publiek waarbij overeenstemming bestond over de te bereiken gemeenschappelijke en eenduidige doelen. Voorbeelden van grootschalig publiek private ingenieurswerken zijn de omvorming van Amerikaanse autofabrieken tijdens de

over doelen - nog wel aanwezig waren geweest, dan zouden ze geen succesvolle werking hebben gehad in de huidige wereld waar de benodigde kennis, bevoegdheden en competenties verspreid zijn over diverse lagen van de samenleving en over continenten. De klimaatkwestie is op economisch vlak eveneens te omvangrijk om alleen door individuele bedrijven aangepakt te worden, en sociaal ondernemerschap in de beginfase biedt daar een remedie voor. Daarom zouden de kortetermijntekortkomingen van de gebruikelijke vrije marktconcurrentie moeten worden voorafgegaan door gezamenlijke coöperatie tussen publieke en private organisaties. Dit is niet in strijd met het kapitalisme aangezien er in het verleden


genoeg voorbeelden zijn geweest van moderne materiële successen die direct toe te schrijven zijn aan een op voorhand beschikbare openheid in wetenschap en bedrijfsleven. In de klimaatkwestie betekent dat concreet: het benutten van open-sourceplatformen; kruislingse samenwerking tussen uiteenlopende sectoren; en web¬gebaseerde middelen om ruwe data om te vormen tot betrouwbare en bruikbare informatieketens voor investeerders, beleidsmakers en burgers.

die in combinatie met overheidsregulering, internationale afspraken, publieke data en infrastructuur een ontketening van collectieve maatschappelijke vindingrijkheid teweeg kunnen brengen voor de uiteindelijke realisering van nieuwe winstgevende zakelijke constructies. Hiervoor is een zichzelf organiserende massa noodzakelijk die zich bezighoudt met kleinschalige experimenten.

Op wettelijk vlak zijn er nieuwe juridische modellen vereist die de kaders scheppen voor de verzameling en verspreiding van data die de ecologische activiteiten van bedrijven, consumenten en belangrijke instellingen weergeven. Het is daarom toe te juichen dat er steeds meer online marktplaatsen ontstaan waar bedrijven al onderling ad hoc samenwerkingsverbanden aangegaan zijn met betrekking tot duurzaamheids kwesties, en intellectueel eigendom aan het delen zijn zodat er kan worden gewerkt aan standaardisering, consumentenetikettering en documentatie. De vooruitgang die geboekt wordt door gemeenschappen, landen, en bedrijven kan zo continu in de gaten worden gehouden door middel van monitoring. De huidige intellectuele eigendomsrechten die zijn vastgelegd in nationale en internationale wetten zoals octrooien of patenten zijn hopeloos achterhaald voor de uitvinding van de benodigde duurzame innovaties van de eenentwintigste eeuw. Die rechten en plichten zouden veel meer moeten worden gebaseerd op principes van radicale openheid en delen waarmee het wettelijk kader een socialere dimensie verkrijgt, en waarmee de prille beginfase van uitvindingen juridisch kan worden gedekt. Zodoende ontstaat er vervolgens extra ruimte voor nieuwe waardecreatie die de uitvinders zich terecht wettelijk kunnen toe-eigenen, en waar uiteraard gewoon vrije marktconcurrentie op los kan worden gelaten.

Een nieuw zelfvoorzienend model van reindustrialisatie gebaseerd op inlichtingen via netwerken vergt slimmere verbindingen tussen elektronische energieobjecten en het internet. Zodoende kan een stortvloed aan nieuwe data worden verzameld en geanalyseerd door maatschappelijke instellingen en fabrikanten die huishoudens en ondernemingen helpen om hun consumptie te optimaliseren. Dat betekent concreet de handel tussen huishoudens in energieoverschotten, vergelijkbaar met de handel in emissierechten tussen landen welke is vastgelegd in het Kyoto-protocol. Het ‘NUTS industriële­complex’ waarvan NUON het monsterachtige boegbeeld is, zou daarmee hopelijk gauw tot het verleden behoren. Wanneer consumenten toegang hebben tot informatie en beschikking over intuïtieve instrumenten om hun eigen energie te managen en zelfs te produceren, kunnen ze onderdeel worden van de oplossing in plaats van simpelweg weerloze pionnen te zijn die gemanipuleerd worden met stimuleringsmaatregelen, belastingen en tariefwijzigingen. Hetzelfde geldt in de transportsector waar - om zomaar een voorbeeld te noemen - geldverslindende en belachelijk inefficiënte vervoersbedrijven van de staat, zoals de Nederlandse Spoorwegen, reizigers niet meer zeggenschap geven dan vergeefse klaagzangen. Uiteraard zijn traditionele methoden zoals subsidies niet per se een kwaal, maar dit moet wel aangevuld worden met micro-oplossingen waarbij de consument tegelijkertijd een producent wordt.

Het kortetermijndenken in politieke systemen, kapitaalmarkten, en de dagelijkse beslissingen van individuen belemmeren intergenerationele rechtvaardigheid en solidariteit. Daarom is er nu uit de hoek van jongeren terecht een tegenreactie ontstaan. De houding tegenover oudere generaties heeft iets weg van: “Ga uit de weg, jullie hebben het verpest, en nu is het ons probleem geworden”. Het is daarom een zegen dat juist de middelen en methoden die een belangrijke rol spelen in het dagelijkse leven van jongeren ook ten grondslag blijken te liggen aan de oplossing voor dit probleem. Deze betreffen een scala aan krachtige communicatie- en samenwerkingsmiddelen

De emotionele binding met huidige vervoersmiddelen zoals de auto, en de status en het gevoel van onafhankelijkheid die deze verschaffen, zullen niet van de ene op de andere dag verdwijnen. Toch kan de massaconsumptie en afhankelijkheid van motorvoertuigen geleidelijk aan sterk worden verminderd door de verkoop van één object te vervangen door de levering van een collectieve dienst waarin de auto, het energieverbruik en het onderhoud is inbegrepen in één compleet pakket. Op deze manier wordt de populariteit van de auto in een bredere duurzame context geplaatst. Dit lijkt een radicale omschakeling, maar is in feite

hetzelfde systeem zoals dat wordt toegepast in de mobiele telecommunicatiesector. Als het is gelukt in de telecommunicatiesector, waarom zou dat dan niet kunnen lukken in de transportsector? Het actieve lobbyen door gevestigde zakelijke belangen, ontkenners van klimaatverandering die valse wetenschap verspreiden, en koppige culturele standvastigheid zijn hordes die moeten worden genomen. Maar ook al slaagt dat behoudende kamp erin om de transitie naar een duurzame economie serieus te vertragen of zelfs te belemmeren, het milieu en de natuur zullen op hun beurt niet verzuimen hun eigenzinnige stem te laten horen. Voorbeelden hiervan zijn het overstromingsgevaar als gevolg van de stijging van de zeespiegel door het smelten van de ijskappen, of woestijnvorming door het commerciële gebruik van bomen en de uitdroging van de aarde. Laten we daarom nu alvast radicale transparantie in acht nemen want vroeger of later zal iedereen hoe dan ook verantwoording moeten afleggen, inclusief dé Nederlandse Spoorwegen en NUON. Amen.

Erkan Özsen liep stage bij Deloitte Consulting Publieke Sector en is publicist. NUMMER 2, ZOMER 2013

23


Duurzaamheid

Facta, non verba

De mens kookt gaar in haar eigen sop, we verdrinken in een moeras van eigenbelang en superioriteitsgevoel. Wat redt onze planeet? Geen woorden maar daden. Door Sam Pauwels en Bas Wallage

D

e mens vernietigt zijn eigen bestaan In de traditie van het Christendom staat de mens boven en buiten de natuur. De aarde is, zo dacht men immers, voor de mens geschapen. Doordat deze overtuiging zo hardnekkig is ingeprent zijn wij tot vandaag de dag (mentaal) nog steeds geen onderdeel van de ruimere natuur. Mensen handelen in het algemeen naar de gedachte dat zij vrijelijk over de natuur kunnen beschikken. Zo is een dier, juridisch gezien, nog steeds een zaak en niet te vergelijken met de mens. De mens vindt zichzelf het belangrijkste wezen op aarde en denkt een vrijbrief te hebben om de natuur naar eigen inzicht te gebruiken. Ook in het hedendaagse rationalisme heeft men dit gedachtegoed uit het christelijke superioriteitsdenken overgenomen. De mens beschikt over de ratio en is daarmee zogenaamd uniek in de natuur. Dieren zijn in dit wereldbeeld daarentegen redeloze wezens en ondergeschikt aan de mens. Niet levende dingen zoals grond, lucht en water zijn nog minder belangrijk. Grond, lucht en water krijgen pas relevantie indien zij zo ernstig vervuild zijn dat het menselijk bestaan wordt bedreigd. Het is echter voor duurzaamheid en voor het denken aan de natuur op de lange termijn zeer wenselijk dat men een andere mentaliteit ontwikkelt jegens het milieu. De mens staat niet boven de natuur maar is er een onderdeel van. Ondanks dat duurzaamheid de laatste jaren een hype is lijkt er nog lang geen breuk met het denken zoals historisch ontstaan in onder andere de joods/christelijke traditie. Het individu is nog onvoldoende doordrongen van het belang van duurzaam omgaan met de leefomgeving. Een andere belangrijke reden hiervan is het vooropstellen van het eigenbelang. De mens heeft namelijk de neiging om primair vanuit eigenbelang te handelen. Hierdoor wordt duurzaam handelen moeilijker. De negatieve effecten voor de natuur van destructief handelen worden over het algemeen pas door volgende generaties gedragen. Op het moment dat mensen louter

24

NUMMER 2, ZOMER 2013

om zichzelf of misschien nog hun naaste omgeving bekommerd zijn, zullen zij minder snel geneigd zijn iets te doen of na te laten uit hoofde van het beperken van destructief handelen voor volgende generaties. We zijn dus opgezadeld met een traditie waarin de mens zich boven de natuur plaatst en met eigenbelang dat duurzaam handelen in de weg staat. Op dit moment ontstaat gelukkig langzaam maar zeker de gedachte dat duurzaamheid van vitaal belang is om ook in de toekomst te overleven. Zijn wij niet in staat om tijdig een omschakeling te maken dan lopen wij het risico onze eigen leefomgeving te vernietigen. Onze drinkwatervoorziening wordt bedreigd en de smeltende poolkappen zijn al tijden stille getuigen van ons destructieve handelen. Deze gedachte heeft nog onvoldoende zijn weerslag gevonden op het gedrag van het individu. Duurzaamheid is toch al gauw iets voor de ‘ander’. Duurzaamheid begint bij jezelf Wat we willen is een mentaliteitsverandering op micro-niveau. De vraag is hoe dit te bereiken. De manier waarop onze huidige samenleving is ingesteld noopt tot actie van het individu. Instituten en overkoepelende ideologieën hebben, beetje bij beetje, hun geloofwaardigheid verloren. Het vertrouwen in instituten als de kerk, staatsrechtelijke actoren en de media is tot een bedenkelijk niveau gedaald. Men vertrouwt minder in instituten en ideologieën en gedeelde waarden

maken steeds meer plaats voor een gedeeld vertrouwen in de verantwoordelijkheid en competentie van het individu. Binnen instituten en ideologieën is sociale controle één van de belangrijkste middelen die worden ingezet voor een gedeelde moraal. Deze sociale controle kan een instrument zijn voor het aanzetten tot duurzaam handelen. Sociale controle is een middel tot normstelling en handhaving. Daarnaast kunnen mensen in een gemeenschap elkaar wijzen op het belang van duurzaam handelen. Het is ontzettend belangrijk dat mensen zich individueel inzetten voor een omslag in het denken omtrent de mens en haar relatie tot de natuur. Iedereen zou zijn eigen bijdrage moeten leveren aan duurzaamheidsdenken. Duurzaamheid begint bij jezelf! De mens kan niet bestaan zonder zijn omgeving en spijtig genoeg staat het voorbehoud van deze omgeving onder enorme druk. We zijn stukje bij beetje de aarde en dus ons eigen leefklimaat aan het vernietigen. Het is al noemenswaardig en zeer heugelijk dat er een beweging is opgestaan die duurzaamheid tot een belangrijke denktrant en deugd heeft verheven. De race is echter nog lang niet gelopen. We zitten nog steeds op een denkbeeldige troon, van anderen verwachtend dat zij de milieubrandjes blussen.

Sam Pauwels en Bas Wallage studeren beiden rechten aan de Universiteit Leiden.


Is duurzaamheid progressief of conservatief? Meestal wordt duurzaamheid geassocieerd met progressiviteit en vooruitgang. Het brengt nieuwe vooruitstrevende en innovatieve ideeën mee, zo is de intuïtie van de meeste mensen. Maar is dit wel terecht? Is duurzaamheid per definitie progressief? Volksfilosoof Bas Haring stelt dat de klassieke opvatting van duurzaamheid juist uiterst conservatief is en geen verandering toestaat. Door Moana van IJsseldijk

O

m dit te begrijpen moeten we eerst de traditionele definitie van duurzaamheid bekijken. De traditionele opvatting van duurzaamheid is volgens Bas Haring dat je zo handelt dat dezelfde handelingen niet alleen nu, maar ook in de toekomst uitgevoerd kunnen worden. En deze definitie ziet Haring als conservatief. Als men ervan uitgaat dat dezelfde handeling nu en in de toekomst uitgevoerd moet kunnen worden, gaat men juist uit van stilstand. Mensen moeten in de toekomst hetzelfde kunnen als de mensen van nu en daarin zit geen vooruitgang. Juist in deze definitie wordt verandering niet toegestaan en toegejuicht. In de toekomst mag er niks veranderen ten opzichte van nu als men uitgaat van deze klassieke definitie van duurzaamheid; precies hetzelfde als wat we nu doen, moet door mensen in de toekomst gedaan kunnen worden. Om dit idee nog te versterken gebruikt Haring verschillende voorbeelden. Voor het eerste voorbeeld gebruikt hij het idee dat mensen in de toekomst alleen nog de straat op kunnen met gasmakers, omdat de zuurstof uit de lucht is. Is dit nu daadwerkelijk zo erg als veel mensen denken? Het lijkt gevoelsmatig misschien erg, maar als je het nagaat is het buiten nu ook al een stuk slechter geworden, zo stelt Haring. Als we de grotbewoners van vroeger een beeld hadden laten zien van mensen die kleding moeten dragen om te overleven buiten, zouden de grotbewoners ook gedacht hebben dat de toekomst verschrikkelijk zou zijn. Grotbewoners zouden naar de kleren kijken zoals wij nu naar gasmakers kijken. Daarmee is het volgens Haring best

denkbaar dat toekomstige generaties het helemaal geen probleem vinden om met gasmaskers over straat te gaan. Misschien worden er wel verschillende modellen ontwikkeld, waarmee het gasmasker een modeaccessoire wordt.

“Het is volgens Haring best denkbaar dat toekomstige generaties het geen probleem vinden om met gasmaskers over straat te gaan” Een tweede voorbeeld gaat over het eten van zeevis. Als er een onderwerp is dat duidelijk gelinkt is met duurzaamheid is het wel het eten van vis, aldus Haring. Er zijn drie toekomstscenario’s voor de vis. Ofwel wij vangen alle vis uit de zee om op te eten en zorgen er daarmee voor dat er in de toekomst geen vis meer is. Deze optie wordt als niet duurzaam gezien en daarom afgeschreven. Ofwel we eten zelf minder vis, zodat er vissen overblijven voor de mensen in de toekomst. Dit is de duurzame optie: zuinig omgaan met de vis om deze ook voor toekomstige generaties veilig te stellen. Maar Haring ziet een derde optie. We eten alle vis op en er blijven alleen kwallen over, maar in de toekomst ontwikkelen we een methode om van kwallen visachtige producten te maken, die nog veel lekkerder zijn dan wij ons kunnen voorstellen. Uiteindelijk lijkt het derde scenario

toch nog wenselijker dan het tweede scenario. Het kiezen van een scenario is waar het om gaat bij duurzaamheid. Duurzaamheid draait om de toekomstige generaties en het effect van ons op toekomstige generaties. Mensen hoeven in de toekomst niet per se hetzelfde te kunnen als de mensen van nu, maar mensen moeten in hun levensonderhoud kunnen blijven voorzien. Natuurlijk is duurzaamheid ondanks dit nog steeds belangrijk om mee te nemen in het beleid. Maar Haring toont wel dat duurzaamheid ons weer laat zien hoe ingesleten de gedachte is dat verandering slecht is. Mensen willen graag alles behouden zoals het is en daarmee sluiten ze het derde scenario uit. Zonder dat we het meteen doorhebben, zijn wij alsmaar bezig met het veiligstellen en behouden van wat nu is. Ook duurzaamheid komt niet geheel los van deze angst voor verandering. Duurzaamheid is hiermee ontzettend conservatief. Het wordt tijd dit conservatisme los te laten. De toekomstige generaties mogen we niet vergeten, maar ze hoeven niet precies hetzelfde te kunnen als wij nu. Moana van IJseldijk is lid van het JDfilosofieplatform.

Bas Haring wordt vaak volksfilosoof genoemd. Hij probeert filosofie en wetenschap zo uit te leggen dat het begrijpbaar wordt. Aan de universiteit van Leiden is hij hoogleraar publiek begrip van wetenschap. In Plastic Panda’s schrijft hij over de gevolgen van het opheffen van de natuur.

NUMMER 2, ZOMER 2013

25


Door Gerard Peltjes

V

elen kennen de Club van Rome. Het boek Limits to Growth wat ze geschreven hebben is echter minder bekend. Deze recensie gaat over het laatste boek dat ze gepubliceerd hebben onder de titel Limits to Growth – The 30-year update. Zoals de naam al zegt is dit een update van het verhaal uit 1972.

Limits to Growth The 30-year update

Er doet zich veel onzin de ronde over de boodschap die de Club van Rome heeft geprobeerd te verspreiden. Toen ik het boek begon te lezen, verwachtte ik apocalyptische voorspellingen à la 2012. Wat dat betreft heeft het boek zowel niet als wel aan deze verwachting voldaan.

Donella Meadows, Jorgen Randers & Dennis Meadows

Waarom niet: De schrijvers van het boek hebben geprobeerd om de huidige maatschappij te modelleren met behulp van verschillende indicaties. Deze indicaties zijn: voedselproductie, populatie, industrie-output, grondstoffen, vervuiling, diensten, consumptiegoederen, levensverwachting, welvaarts-index en de menselijke voetafdruk. Met deze indicaties proberen de auteurs een beeld te schetsen over hoe alles met elkaar verweven is. Zij beschrijven hoe de maatschappij als systeem reageert en wat de beperkingen zijn. Er worden geen kwantitatieve verbanden opgesteld (dus niet: in welk decennium zijn de grondstoffen op), maar kwalitatieve verbanden (wat voor effect heeft het teruglopen van grondstofreserves op bijvoorbeeld de voedselproductie). Waarom wel: In het begin van het boek worden de gevolgen van exponentiele groei uitgelegd. De auteurs behandelen een uitgebreid scala aan natuurlijke bronnen en voor de mens beperkende factoren die inherent zijn aan de aarde waar de mensheid gebruik van maakt. De cijfermatige uitwerking van deze gegevens geeft een allerminst positief beeld van de huidige situatie op onze planeet. Doormiddel van verschillende aannames van groei, technologische ontwikkelingen, aanwezige hoeveelheden grondstoffen, enzovoort worden vervolgens diverse mogelijke toekomstscenario’s geschetst. De resultaten van deze scenario’s tonen dat de wal het schip zal doen keren wanneer er niet consequent wordt opgetreden tegen de roofbouw van de planeet. Jammer genoeg geeft het boek geen duidelijke oplossing voor dit probleem. De auteurs geven duidelijk en goed beredeneerd weer hoe het systeem werkt. De uiteindelijke oplossing blijft echter steken in abstracties. Het probleem is onze maatschappij, die is namelijk gebouwd op groei. Wanneer er geen beperkende terugkoppeling opgelegd wordt, zal de maatschappij uiteindelijk tegen de grenzen van de fysiek gelimiteerde aarde aanlopen. De oplossing blijft steken bij de gedachte dat we moeten streven naar meer ontwikkeling in plaats te het streven naar meer groei. Dit vergt een mentaliteitsomslag waarin mensen genoegen moeten nemen met wat zij hebben en waarbij er een eerlijke verdeling is van de welvaart over de wereld. Al met al geeft het boek een duidelijk en indrukwekkend beeld van de werking en consequenties van de huidige maatschappij. Het heeft mij het inzicht gegeven dat duurzaamheid meer is dan alleen de losse onderwerpen als duurzame energievoorziening, klimaatverandering tegengaan, recyclen en andere fluffy onderdelen. Wil men een duurzame maatschappij creëren, dan zal dit in elke laag en onderdeel van de maatschappij nagestreefd moet worden.

26

NUMMER 2, ZOMER 2013

Limits to Growth – The 30-year update Auteurs: Donella Meadows, Jorgen Randers & Dennis Meadows Uitgeverij: Eartschan ISBN: 978-1-84407-144-9


Door Pieter Rogaar

Beyond Growth

Herman E. Daly

H

oewel Daly’s Beyond Growth uit 1996 stamt, is de inhoud ervan nog onveranderd actueel. In bijna twintig jaar zijn we geen stap verder gekomen met het oplossen van de economische problemen die voortvloeien uit de eindigheid van onze aarde. Het boek wijst de lezer de weg naar een wereldwijde andere manier van consumeren en produceren. Tegelijkertijd legt het de bal bij de lezer: hij zal op moeten treden om de beoogde veranderingen te verwezenlijken. De kern van het boek wordt gevormd door het idee dat de economie als systeem niet op zichzelf staat: het is een subsysteem van de hele wereld, het ecosysteem. Iedere invoer in de economie, bijvoorbeeld in de vorm van grondstoffen, komt uit dat ecosysteem. Elke uitvoer uit de economie, zoals afvalstoffen, komt weer in datzelfde ecosysteem terecht. Vroeger was dat niet zo relevant, omdat de economie klein was ten opzichte van het ecosysteem. Tegenwoordig is de economie zo groot dat de vraag relevant is wat de optimale schaal is voor de economie. De vrije markt heeft hierop geen antwoord: die houdt zich alleen bezig met optimale allocatie van productiefactoren. Als we de economie in omvang willen beperken – en uiteindelijk zullen we dat moeten, vanwege het eindige ecosysteem – biedt het boek drie stappen om dit doel te bereiken. Deze stappen zijn even noodzakelijk als politiek onhaalbaar, en dat schetst meteen de huidige politieke impasse rond dit onderwerp. Stap één, het beperken van de totale bevolking (nationaal en mondiaal), vindt alleen in China gehoor. Stap twee, het beperken van het grondstofverbruik en de uitstoot per persoon, is in de meeste landen al even onhaalbaar. Stap drie, het verhelpen van armoede, niet door economische groei maar door herverdeling van welvaart, zie ik ook niet op korte termijn gebeuren. In feite zullen we af moeten van het doel van economische groei en toe moeten naar duurzame ontwikkeling. Duurzame ontwikkeling bestaat dan uit het verhogen van de levensstandaard zonder meer grondstofverbruik en uitstoot van afvalstoffen. Waar de nadruk tot nu toe lag op arbeidsproductiviteit en kapitaalproductiviteit, zal de aandacht moeten verschuiven naar grondstofproductiviteit, om de eenvoudige reden dat dat de beperkende factor aan het worden is.

Beyond Growth Auteur: Herman E. Daly Uitgeverij: Beacon Press ISBN: 9780807047095

Deze gedachten, in feite uitwerkingen van het begrip ‘steady-state economy’ uit de jaren zeventig, hebben tot nu toe weinig gehoor gevonden. Daly maakt aannemelijk dat we geen keus hebben: óf we gaan ons economisch systeem grondig herzien, óf we zijn binnenkort uitgespeeld. Dan zullen we een aanzienlijke terugval in welvaart ervaren omdat onze grondstoffen door eerdere generaties opgesoupeerd zijn. Dit boek is voor mensen die willen weten hoe we onze economie écht duurzaam kunnen maken. Het gaat niet over welke spaarlamp je moet kopen, omdat ook de overstap naar spaarlampen alleen uitstel van executie biedt. Wil je echter weten hoe we als mensheid verder moeten om samen verantwoordelijkheid voor de aarde te nemen, dan biedt dit boek een goed begin. Je zult alleen wel zelf aan de slag moeten.

NUMMER 2, ZOMER 2013

27


Lokale verkiezingen funest voor

transitie in de landbouw De Nederlandse veeteeltsector staat voor een duivels dilemma. Er zijn voor de Nederlandse boeren enorme kansen dankzij een groeiende afzetmarkt. Dit is gevolg van een groeiende (wereld-)bevolking waardoor er simpelweg meer monden te voeden zijn. Er zijn echter ook beperkingen. Zo worden er steeds hogere eisen aan de kwaliteit van het voedsel gesteld. Daarvoor wil de consument dan natuurlijk liever niet teveel betalen. Bovendien heeft de consument een stevige mening over de wijze waarop de veehouder zijn bedrijf moet inrichten. Er moet oog zijn voor dierenwelzijn, het moet milieuvriendelijk, ‘passend’ in de openbare ruimte, duurzaam, enzovoort, en zo verder. Kortom; een duivels dilemma: boeren kunnen meer produceren, maar krijgen daarvoor minder vrijheid en alle ogen zijn op hen gericht. Door Arend Meijer

O

p ALV 64 in Groningen werd de resolutie Landbouw unaniem aangenomen. Daarin staat dat er nog te vaak gedacht wordt in schuldigen. En dat zowel de producerende als de consumerende kant geen complimenten verdient. Hierboven schreef ik al dat de consument meer eisen stelt zonder daarvoor te willen betalen. De boer moet tegelijkertijd beseffen dat de cultuur van de jaren zeventig en tachtig waarin productie tegen lage kosten het enige was dat telde voorbij is. Ook de overheid heeft zich in het verleden niet optimaal opgesteld. Te vaak legde zij de bal bij de producenten en ging zij mee in het consumentensentiment. Dit resulteerde dan meestal in strengere eisen. Op het congres sloten wij af met de opvatting dat het niet terecht is de schuld bij één kant te leggen. Consumenten zijn namelijk via hun gedrag medeveroorzaker van het probleem; weinig betalen, terwijl je veeleisend bent is simpelweg niet realistisch. Daarnaast zijn er diverse schakels tussen producent en consument, zoals de vleesverwerkers en de supermarkten, die ook een verantwoordelijkheid hebben. Een complexe materie dus, waar een aanpak bij past die de keten in zijn geheel betrekt bij het proces. Juist in die aanpak heeft de overheid een grote verantwoordelijkheid. Zij is in de unieke, onafhankelijke positie, om het hele spectrum te overzien, erbij te betrekken en vooral geen partij te kiezen. De overheid treedt dan op als een netwerkregisseur, een toneelbaas die spelers bij elkaar brengt en beloont wanneer zij hun spel spelen. Maar niets meer dan dat. Bovenstaande is volgens ons geen nieuws en zeker geen DEMO-artikel waard. Bovenstaand 28

NUMMER 2, ZOMER 2013

standpunt is niet uniek. Velen – deskundiger dan welke JD-er ook – zijn ons voorgegaan in het bepleiten van die aanpak, nog veel meer anderen hebben dat omarmd en geadopteerd. Waarom dan toch dit artikel? Ik maak mij zorgen en jij zou daarbij kunnen helpen. Er zijn namelijk lokale verkiezingen op komst. In het voorjaar van 2014 kiezen we onze gemeenteraden en in 2015 staan de Provinciale Statenverkiezingen op de agenda. De lokale politici gaan de komende weken weer volop in dialoog met de achterban. Met name in de plattelandsgemeenten zal het daarbij ook gaan over de veehouderij. Daar zijn ze, de wethouders die toezeggingen aan boeren doen over kansen voor uitbreiding. Op hetzelfde plein staan twee marktkraampjes verder wethouders hun inwoners te beloven hen te beschermen tegen die vieze stallen met hun nare geurtjes. De tijd van handjeklap en wij tegen zij. De komende weken lopen we daardoor groot risico dat de vooruitgang die de afgelopen

niet meer openlijk aan hebben gevallen. In voltooide tijd geschreven inderdaad, want dit was de situatie tot die rode potloden weer uit de kast kwamen. Toen waren de kampen weer verdeeld en staakte de vooruitgang. Het zou beter zijn als de lokale politicus op een zeepkist ook het moeilijke verhaal eens aan zijn inwoners uit zou leggen. Het verhaal dat er niet direct schuldigen aan te wijzen zijn voor een voedselcrisis, het verhaal dat die kiezer zelf ook verantwoordelijk is voor de intensivering van de veehouderij, het verhaal dat schaalvergroting anderzijds niet ten koste van alles mag gaan. En het verhaal dat de overheid niet alles voor hen regelt, ook niet in de veehouderij. Maar kan de lokale politicus dan ook aangeven wat hij wél doet met dit onderwerp? Jazeker. Er zijn genoeg zaken waarin de politiek zelf aan zet is om een duwtje in de rug te geven. Zo is er een belangrijke rol weggelegd voor ondernemingen die primair gericht zijn op het voorlichten van

“Het zou beter zijn als de lokale politicus op een zeepkist ook het moeilijke verhaal eens aan zijn inwoners uit zou leggen.” jaren wel degelijk is gemaakt afbrokkelt. Zo is in Noord-Brabant op verschillende plaatsen behoorlijke winst te zien. Er zijn netwerken opgezet waarin verschillende lokale belangenpartijen, lokale politici, inwoners en de overheid elkaar treffen. Deze netwerken hebben gezamenlijke doelen geformuleerd en openlijk uitgesproken dat ze elkaar nodig hebben. Belangrijk is ook dat zij elkaar

consumenten over de oorsprong van hun voedsel. Het is goed uit te leggen dat– met name vanwege het onderwijzend karakter – stadslandbouw gestimuleerd wordt. Deze vorm van landbouw legt de verbinding tussen producent en consument, maar kan bovendien bijdragen aan sociale cohesie en aandacht voor gezonde voeding in een stad. Dat hoeft niet in de vorm van subsidies. Momenteel


lopen veel stadslandbouwbedrijven aan tegen de stringente wetgeving op het gebied van ruimtelijke ordening. De lokale politiek kan haar wetgeving op lokaal niveau versoepelen om het eenvoudiger te maken voor stadslandbouwbedrijven om in het buitengebied te beginnen.

schaalverkleining. Misschien is dit een ingewikkelder verhaal, maar het is wel een sterk verhaal. Kern van dat verhaal is dat er een zorgelijke afstand is ontstaan tussen producerende en consumerende partijen in Nederland. En dat deze steeds groter wordt. Daarom is het van groot belang dat het voor consumenten mogelijk is te weten wat zij eten en te achterhalen waar het vandaan komt en hoe de voeding tot hen is gekomen. Iets waar de politiek een rol in kan spelen. Vervolgens is het enerzijds aan de producent te laten zien hoe zij te werk is gegaan, anderzijds is het aan de consument bewustere keuzes te maken in het koopgedrag. Daarmee scheppen beide partijen duidelijkheid aan elkaar en ontstaat er een dialoog. Deze dialoog moet leiden tot wederzijds begrip tussen consument en producent. De lokale politicus mag concreet zijn en over stadslandbouw of over zeer grote stallen praten. Maar hij moet ook vol trots kunnen wijzen op een ronde tafel, omdat hij zo bij zal dragen de kloof tussen producent en consument te dichten.

Parallel hieraan loopt het verhaal dat voor het grootste deel van de sector productie nog centraal staat, maar dat hier niet per definitie iets mis mee is. Er zijn inderdaad zeer grote stallen ontstaan, in het huidige discours ook wel megastallen genoemd. En de publiekstrekker zal opmerken dat deze een bedreiging zijn voor dierenwelzijn, volksgezondheid, duurzaamheid en het milieu. De JD vindt dit onterecht. Een zeer grote stal maakt het voor een ondernemer financieel juist eenvoudiger om innovaties op eerder genoemde elementen in een stal aan te brengen. Onze lokale politicus wijst de consument én de producent er daarom op dat het niet gaat om het aantal vierkante meters van een bedrijf, maar om het uitvoeren van innovaties die dierenwelzijn, volksgezondheid, duurzaamheid en milieu ten goede komen. Maar hoe kan jij daar dan mee helpen? De komende weken worden de Er is kortom genoeg te vertellen op die verkiezingsprogramma’s geschreven en de zeepkist in het dorp, zonder toezeggingen messen geslepen. Ga met bovenstaand te doen over schaalvergroting of juist verhaal op pad om het in jullie lokale

paneldiscussies voor het voetlicht te brengen. Let er daarnaast op dat de verkiezingen er niet voor zorgen dat mooie initiatieven stil komen te staan, jij kan helpen door de lokale politiek hierop aan te spreken. Mocht dat alles voor jou te passief zijn, overweeg dan eens zelf op een zeepkist te gaan staan. Hopelijk laat jij je dan niet verleiden om kant te kiezen voor “boer” of “consument”, maar vertel je het eerlijke verhaal.

Arend Meijer is lid van de werkgroep duurzaamheid.

De werkgroep wil in aanloop naar de verkiezingen graag activiteiten organiseren in het buitengebied om dit onderwerp met lokale politici te bespreken. Wil je hierover meedenken, meld je dan aan door een mail te sturen naar landbouw@jd.nl !

NUMMER 2, ZOMER 2013

29


Door Tim Jansen en Lonneke van der Holst

J

e bent al een vrij lange tijd verbonden aan de JD. Wat trekt je zo aan in de vereniging ? In het begin sprak de vrijzinnigheid en de open houding van de vereniging mij erg aan. Later werden dit vooral de inhoudelijke debatten en bijeenkomsten over onderwerpen zoals het legaliseren van XTC, acceptatie van homoseksuelen als bloeddonors etc. Dit zijn onderwerpen waar de Tweede Kamer nu pas over debatteert, terwijl wij deze onderwerpen vijf jaar geleden al bediscussieerden. In de lange periode dat jij al JD-lid bent, heb je de vereniging waarschijnlijk ook zien veranderen. Wat zijn de meest opvallende veranderingen die jij constateert ? De vereniging is gegroeid, wat over het algemeen een positieve ontwikkeling is. Wel merk ik dat wij ons de laatste tijd minder bezighouden met inhoud en meer met gezelligheid en borrels. Sommige weekenden hebben een programma dat weinig inhoudelijk is, terwijl men zich des te meer inspant voor de themafeestjes. Begrijp me niet verkeerd, gezellige borrels en feestjes zijn niet onbelangrijk, maar moeten niet alle aandacht krijgen. Ik ben zelfs van mening dat het bouwen van een feestje organisatorisch nauwelijks aandacht nodig heeft, omdat het feestje bij JD’ers vanzelf ontstaat. Het groeien van de vereniging heeft ook een andere implicatie. De inhoudelijke en inspirerende besturen zijn veranderd in besturen die vooral het inhoudelijke zwaartepunt bij afdelingen en commissies leggen. Op zichzelf is dit een mooie ontwikkeling maar het LB moet leidend zijn in het uitdragen van onze visie en het inspireren van onze leden. Zij moeten er ook voor waken dat we geen oneissuevereniging worden. Het pensioendebat is belangrijk, maar laten we ons na twee jaar ook focussen op andere onderwerpen die net zo belangrijk zijn, zoals jeugdwerkloosheid. Een andere verandering die ik met name de afgelopen twee jaar heb gadegeslagen, is 30

NUMMER 2, ZOMER 2013

dat er een sorrycultuur is ontstaan. Sommige bestuursleden maken tijdens hun bestuursjaar fouten. Tijdens het eerste congres waarop ze verantwoording afleggen, beloven ze verbetering voor het komende half jaar. Tijdens het congres aan het eind van het bestuursjaar bieden zij hun excuses aan, terwijl de verbetering niet heeft plaatsgevonden. Niemand wordt gedwongen zich te kandideren voor het landelijk bestuur, maar als je hiervoor kiest, moet je hier 100 procent verantwoordelijkheid voor dragen. Als een landelijk bestuurslid niet optimaal functioneert, moet hij of zij openheid aan de ALV geven over de redenen. Omdat de gereserveerde tijd voor het bestuursblok onvoldoende is, krijgen leden niet altijd antwoord op hun vragen. Dat de cultuur binnen de JD is veranderd, heeft je ertoe gebracht een motie in te dienen op het congres in Groningen die nogal voor veel ophef heeft gezorgd. Waarom achtte je het indienen van deze motie noodzakelijk ? Omdat ik mijn verontwaardiging over de sorrycultuur wilde uiten. Het gemak waarmee het bestuur met sommige vragen omging op het congres in Groningen was hierbij doorslaggevend. Toen we steun voor de motie zochten, gaven sommige JD’ers aan zich in de strekking ervan te vinden, maar hun mening hierover niet openbaar te willen maken. Dit geeft aan dat de vriendjescultuur hoger staat dan een kritische blik. Zolang ik maar vrienden kan blijven met die bestuursleden, hoor ik er kennelijk bij. Dit vind ik een hypocriete houding. De motie was niets minder dan een statement maken richting alle (toekomstige) LB-kandidaten die op het punt staan om zich te kandideren. Zij dienen rekening te houden met de werkzaamheden van hun functie en de verantwoordelijkheid die hiermee gepaard gaat. De leden hebben recht op volledige bestuursverantwoording tijdens het bestuursblok. Een afrekencultuur is verkieselijk boven een sorrycultuur. Natuurlijk blijft de JD een leerschool. Maar wat heb je aan leerschool als men kritiek en feedback niet accepteert of zelfs verafschuwt?

Jij zet je ook op veel andere manieren dan via de JD in voor de maatschappij. Kun je iets over je overige werkzaamheden vertellen ? In de afgelopen jaren heb me met de jongerenorganistie Asri met name ingezet voor het beïnvloeden en verbeteren van jeugdbeleid en het vertegenwoordigen van het jongerengeluid in Amsterdam. Ook heb ik als voorzitter van Asri de banden met politieke jongerenorganisaties (PJO’s) in Amsterdam versterkt, want PJO’s hebben vaak een verrassende kijk op maatschappelijk kwesties. Als maatschappelijke jongerenorganisatie voeren wij jaarlijks een onderzoek uit naar een maatschappelijk probleem dat actueel is. Dit jaar ging het over de misstanden bij Shisha Lounges (waterpijpcafés). Als gevolg hiervan heeft CDA’er Peter Oskam Kamervragen gesteld. Sommige lokale onderwerpen halen zo de landelijke politiek. Sinds dit jaar zijn wij een subsidieloze organisatie geworden met een gescheiden bureau voor maatschappelijk innovatie. Wat voor rol moet de JD volgens jou vervullen in een bredere maatschappelijke context ? Ik denk dat de JD haar politieke programma meer ‘gezicht’ zou moeten geven. Hiermee bedoel ik dat er minder gesleuteld moet worden aan teksten en meer uitvoering moet worden geven aan het politiek programma door bijeenkomsten, acties, lezingen etc. te organiseren. Er is veel potentie om dit te verwezenlijken, aangezien de JD zoveel leden heeft. Helaas wordt deze potentie niet volledig benut. Welke tip wil je de vereniging en/ of JD’ers individueel meegeven ? Aan de vereniging: richt je pijlen op maatschappelijk issues, wellicht kunnen wij een positieve bijdrage leveren in het vinden van oplossingen. En aan JD’ers: blijf kritisch en laat horen wat je vindt, je doet er toe want je bent lid.

Ben Ahmed Yerrou is lid van JD Amsterdam.


© Xander Bouwman

“Op politiek gebied hebben we innovatie en het MKB op de kaart gezet, aandacht gevraagd voor (internet)privacy, het sociaal akkoord bekritiseerd en een warm ontvangen pensioenplan gepresenteerd” “Het is te vroeg om een duidelijke visie op papier te hebben, maar tegen de tijd dat het organisatorisch congres daar is, zal voor iedere Jonge Democraat duidelijk zijn welke koers er gevaren wordt in 2013 en 2014”

Door Pauline Kastermans

Door Stefan de Koning

a een mooi jaar vol politieke activiteiten op internationaal, landelijk en lokaal niveau, komt er een eind aan het politieke seizoen van de JD. Veel afdelingsbesturen zijn al gewisseld, en ook het landelijk bestuur draagt in september het stokje over. We kijken terug op een bewogen jaar. Op politiek gebied hebben we innovatie en het MKB op de kaart gezet, aandacht gevraagd voor (internet)privacy, het sociaal akkoord bekritiseerd en een warm ontvangen pensioenplan gepresenteerd. Daarnaast zijn er op vruchtbare internationale activiteiten bruggen geslagen tussen liberalen in binnen- en buitenland. Voor alles wat er binnen de JD gebeurd is dit jaar, zijn wij meer mensen dank schuldig dan hier te benoemen zijn. Iedere week weer hebben afdelingsbestuurders en hun teams zich ingezet om activiteiten en acties te organiseren voor JD’ers in het hele land. Portefeuillehouders en hun werkgroep waren een onmisbare steun voor het politieke werk naar buiten toe, en hebben daarnaast de discussie binnen de organisatie verrijkt. En dan hebben we het nog niet gehad over teams achter landelijke evenementen, internationale teams het ICT-team en alle mensen die op andere manieren van belang zijn geweest voor de vereniging. Dank voor jullie inzet! Vanaf deze plek zou ik nog drie mensen in het bijzonder willen bedanken. Tim en Lonneke, bedankt voor de prachtige DEMO die dit jaar vier keer op de deurmat heeft mogen vallen. Jullie en jullie scribenten hebben een uitstekend platform geboden voor veel interessante discussies binnen de vereniging. Tenslotte, last but definitely not least, wil ik Wieke Timmermans bedanken voor de inzet en het enthousiasme die zij tot eind juni heeft getoond als voorzitter voor de JD.

et veel genoegen treed ik op 14 september aan als nieuwe voorzitter van de Jonge Democraten. Op het moment van schrijven ben ik, met mijn mede-verkozenen, begonnen aan een overdrachtsperiode van bijna drie maanden. We beseffen dat deze periode voor ons een kans is, om een voortvarende start te maken; een kans die we ook zullen grijpen. Tijd en middelen zijn beschikbaar om de komkommertijd te veranderen in een periode van intensief bouwen en plannen. Drie maanden bieden ons de rust en de ruimte om een beleidsplan te schrijven, zonder de dagelijkse beslommeringen van een hectisch bestuursjaar. Bovendien ligt er op persoonlijk vlak de mogelijkheid om elkaar goed te leren kennen, nog voordat we daadwerkelijk zijn begonnen. Het is te vroeg om een duidelijke visie op papier te hebben, maar tegen de tijd dat het organisatorisch congres daar is, zal voor iedere Jonge Democraat duidelijk zijn welke koers er gevaren wordt in 2013 en 2014. Het aftreden van Wieke als landelijk voorzitter heeft ons geleerd dat een bestuursjaar een zware wissel kan trekken op zowel professionele als persoonlijke relaties. Wieke en de rest van het landelijk bestuur hebben zich tomeloos ingezet voor de Jonge Democraten en verdienen daar onze dankbaarheid voor. Dat het niet gelukt is om de rit uit te zitten laat zien dat zelfs met de beste bedoelingen niet alles in onze eigen handen ligt. Het is zaak om daar nu vooral van te leren. Wat mij betreft is Wieke een volwaardig lid van de lange lijn van landelijk voorzitters, die de JD hebben gekend en de hartverwarmende reacties op haar aftreden hebben aangetoond, dat dit gevoel breed wordt gedragen. Laten we, door het positieve te benadrukken, er een mooi jaar van maken; te beginnen op het aankomende zomercongres!

Pauline Kastermans was waarnemend voorzitter van de Jonge Democraten.

Stefan de Koning is voorzitter van de Jonge Democraten. voorzitter@jongedemocraten.nl

N

M

NUMMER 2, ZOMER 2013

31


Haal je waardering uit het feit dat jouw unieke beeldmateriaal en portretfotos geplaatst worden in een blad met meer dan 5000 lezers? Meld je dan nu aan als fotograaf! Wij bieden een afwisselende job, waarin JD-evenementen de basis zijn, en de toegift bestaat uit het fotograferen van prominenten. Uiteraard staat gezelligheid centraal in ons jonge en energieke team. Mail naar demo@jongedemocraten.nl


Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.